Leidsch Dagblad 07 oktober 1994,
Piet van Duyn na 44 jaar afscheid
KATWIJK – PETER VAN DER HULST
Hoge golven van de Oostzee zorgden ervoor dat Stefan Duijndam buiten het bereik bleef van de zoeklichten. Passagiersschepen zochten ruim een week geleden naar overlevenden van de scheepsramp met de Estonia, maar Duijndam werd uiteindelijk gered door een helicopter. Het verhaal van Stefan Duijndam klinkt Piet van Duyn bekend in de oren. De Katwijker die vandaag afscheid neemt als schipper van de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij weet er uit ervaring over mee te praten. ,,Zelfs bij oefeningen ben je vanwege de golven al bang te ver van de mensen in zee weg te varen.”
Het is slechts een van de spaarzame voorbeelden die Van Duyn, 44 jaar geleden als vrijwilliger bij de Katwijkse KNRM begonnen, geeft. Over de echte reddingsoperaties waarbij hij was betrokken wil hij helemal niet praten. Niet omdat hij die herinneringen wil negeren, maar het heeft meer te maken met zijn bescheiden karakter. ‘’Het moet geen persoonsverheerlijking worden”, zegt Van Duyn. Niet een individu is in zijn ogen belangrijk, maar al mensen die zich inzetten om drenkelingen re redden.
Pas als hem gevraagd wordt of hij nog wel eens contact heeft met drenkelingen die ooit door hem op het droge zijn gebracht, komt Van Duyn enigszins los. Maar het is wel een voorval dat hij als strandexploitant meemaakte. ,,In de jaren vijftig kwam er een man in een mui terecht. Voorzichtig ben ik naar hem toegezwommen en met de hulp van anderen hebben we hem uit het water kunnen krijgen. Een paar jaar terug komen zijn kinderen in Katwijk en toen ving ik toevallig op dat hun vader hier ooit in de problemen was gekomen. Toen ze vertelden dat ze uit Utrecht kwamen wist ik dat we het over dezelfde man hadden. De man zelf was inmiddels overleden, maar het is dan toch leuk dat je met zijn kinderen in contact komt.”
Minder goede herinneringen bewaart hij aan een voorval in 1979. Twee mannen stalen een vliegtuig in Valkenburg, vlogen rakelings over het dorp om vervolgens in zee neer te storten. ‘’Van kwart over een tot half vijf in de nacht zijn we op 31 januari aan het zoeken geweest. Uiteindelijk hebben we, totaal versteend van de kou, een vlot gevonden. Het vliegtuig was anderhalve mijl uit de kust in zee terechtgekomen. De bemanningsleden zijn later aangespoeld.”
Van Duyn was toen nog geen schipper. Twee jaar later zou hij de verantwoordelijkheid krijgen over de Casparis, de reddingboot die morgen na 32 jaar dienst het laatste tochtje maakt voor de Katwijkse KNRM. ,,Ik ben als loopjongen bij, toen nog, KNZHRM begonnen. Sindsdien heb ik van alles gedaan. Geholpen bij het lanceren van de boot, trekker gereden, boten onderhouden en een toestel bediend waarmee bemanningsleden via een touw van een schip in nood kunnen worden gehaald.” Sinds zijn komst is er wel wat veranderd. Het contrast tussen de roeireddingboot van zón vijftig jaar terug en het nieuwe vaartuig dat de KNRM volgend jaar krijgt – 340 pk en een snelheid van 36 mijl – zegt genoeg. Maar die vooruitgang is onontbeerlijk. ,,Vroeger gingen we de zee op als we een lichtkogel zagen, dan waren de schepen in nood de kust dus al genaderd. Met de satellieten van tegenwoordig hoor je al snel wanneer er problemen zijn. De reddingboten moeten veel verder varen. “
De hulpverlening blijft tegenwoordig niet alleen beperkt tot de beroepsvaart. De toename van het aantal surfers en zeezeilers zorgt nogal eens voor wat extra werk. Ook wordt er nogal eens zonder reden een lichtkogel afgevuurd. ,,Wij moeten dan de zee op, maar de mensen beseffen niet dat ze wel een schip met bemanning op het spel zetten. Maar door de bank genomen gedragen de sportmensen zich goed.