Een angstige nacht (1927)

De redding van een Scheveningschen visscher.

Leidsch Dagblad 8 juli 1927

Men meldt ons uit Katwijk:
Gisteren te ongeveer twee uur werd ons zeedorp een bijzonder tooneeltje vertoond.
Op de zee dobberde een groote vlet met in de mast – halfstok – een vlaggetje.
Allerlei veronderstellingen werden gemaakt en uitdrukkingen om “de reddingboot in zee te brengen” kon men hier en daar opvangen. Doch daar niet geconstateerd kon worden dat er gevaar voor het leven van een of anderen schepeling bestond, kon tot deze maatregel niet worden overgegaan. En toch bleef men in groote onzekerheid over dit vreemde geval.
Met een van onze garnalenbooten met motorische kracht uit Rijnlandsch Uitwateringskanaal zee te kiezen, bleek onmogelijk, door den lagen waterstand, zoodat geen ander middel aangewend kon worden, om op onderzoek uit te gaan, dan een roeiboot trachten uit te brengen en daarmede zee te kiezen.
Doch daar de zee nog steeds in verbolgen toorn, hooge krullers naar het strand voerde, was dit ook iets, waar men maar direct niet toe besloot.
Maar, daar op zee, was iets toch niet in orde. Daar scheen hulp noodzakelijk te zijn. En dit deed onzen koenen schipper van de reddingboot, H. v. d. Plas, het besluit nemen om “het te wagen.” Op zijn vraag aan het toegestroomde publiek “wie gaat er mee” bood zich aan T. Vlieland met de woorden “met jou waag ik het.”
En na een koenen kamp van het ranke bootje met de golven der branding, waren de mannen in een kwartiertje bij het vaartuigje. Daar ontmoetten ze een uitgeputten Scheveningsche visscher, die dankbaar gebruik maakte van de hem aangeboden hulp om hem op sleeptouw te nemen naar onze “haven”.
Bij het binnenkomen, hadden zich eenige duizenden toeschouwers langs de hoofden verzameld en toen men “vast gemaakt” had en van daar naar de woning van H. v. d. Plas wilde trekken, om den man, diebijna in 24 uren niets gegeten of gedronken had, van het noodige te voorzien, was er haast geen doorkomen aan.
Een auto van de firma Franse & Co. bracht redding. Op verzoek van schipper v. d. Plas gingen de Scheveninger en hij met den wagen huiswaarts, de massa publiek dra ver achter hen latend.
Gerrit de Graaf – zoo heette de man – vertelde, toen hij door de liefderijke zorg van moeder v. d. Plas wat was opgemonterd – het juist klaar staande middagmaal deed hij alle eer aan – het volgende:
Hij was Woensdagmiddag met zijn vlet van uit den Waterweg naar zee gegaan om de Scheveningsche haven te bereiken.
Hij was op stap geweest met wat hegotie – haring – doch toen hij er mee ging venten, bleek ze niet van de beste kwaliteit te zijn, waarom hij er maar weer mee naar huis zou gaan. Aanvankelijk ging alles goed, doch de wind draaide, zoodat hij niet vlot opschoot. Daar kwam nog bij dat er een onweersbui met hevigen wind op kwam zetten, die het water opjoeg en hem al verder van huis bracht.
Door de sterke golven kreeg het bootje veel water over, zoodat hij genoodzaakt was het roer te verlaten, de boot aan de zee over te laten en het overtollige water uit te hoozen.
Intusschen ging de duisternis invallen en daar zwalkte hij rond zonder eenige kans op redding. Ten einde raad gooide hij het ankertje over boord, doch dit hield niet, waarna hij het weer scheep haalde en er een emmer aan bevestigde in de hoop dat het nu zou “houwen”.
Maar, of zijn lijn te kort was voor de diepte der zee, waar hij zich bevond, of dat er andere oorzaken voor waren, ook nu hield het anker niet en was het bootje een prooi der golven.
Zijn angst groeide met de minuut want hij meende in de lijn te zijn van de groote stoomschepen die van en naar Amsterdam naar het Engelsche kanaal stoomden en hem dus ieder oogenblik in den grond konden varen. Gelukkig bleef hij voor ramp en ongeval gespaard. Met het opkomen van de zon kreeg wij weer moed en trachte zoo goed en zoo kwaad als het ging land te bereiken.
Na veel tobben kwam hij eindelijk op den middag voor onze kust, doch daar hij de branding niet door durfde om in Rijnlandsch Uitwatering binnen te vallen, heesch hij de noodvlag, die van af ons strand gezien werd, waarna men hem ter hulp ging.
Hij had al veel angsten op de wateren doorgestaan – zoo vertelde hij – maar de angst van den verloopen nacht zou hem nog lang heugen.
Intusschen was hij zeer dankbaar voor de hulp en de betoonde hartelijke menschlievendheid door v. d. Plas, diens vrouw en T. Vlieland betoond en ondervonden.
En wij zeggen: hulde aan deze menschen die het gevaar trotseerden om hun evenmensch te hulp te komen.

Nieuwe Leidsche Courant 8 juli 1927

Met een vlet op zee. – Woensdag is een ongeveer 70-jarige schipper met de vlet Sch. No. 105 uit Hoek van Holland vertrokken met bestemming naar Scheveningen. Den geheelen nacht heeft hij op zee rond gezwalkt. Donderdagmorgen bevond hij zich op de hoogte van Katwijk aan Zee, waar de noodseinen, die hij gaf, werden opgemerkt. Stuurman Van der Plas, Van Vlieland en een derde, gingen met de reddingsboot naar den in nood verkeerenden schipper. Hoewel de branding vrij sterk was, gelukte het, de vlet met schipper en lading veilig te Katwijk op het strand te krijgen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *