Oefentocht van reddingboot (1937)

Leidsch Dagblad 17 augustus 1937

De badgasten hebben gistermiddag kunnen genieten van het steeds aantrekkelijke van een oefentocht met de reddingboot van de N.Z.H.R. Mij. Het zag om half zes bij de oude Kerk zwart van de menschen. Er stond nog al branding en dan is zoo’n tocht het mooist.

De vertegenwoordiger van de N.Z.H.R. Mij., de heer W. Taat, nam aan deze oefening deel. Op het strand bevonden zich de inspecteur van politie mr. R. Warmoltz en de brigadier-majoor P. Ruwhof, die voor de noodige afzetting zorg droegen.

Proeftocht met de Reddingboot (1937)

Leidsch Dagblad 12 juli 1937

Zaterdagmiddag om half 5 had een proeftocht plaats met de reddingboot der N. Z. H. R. Mij. onder leiding van den schipper C. Jonker. Daar er nogal branding stond, bestond er veel belangstelling, ook van de badgasten. Bij de Watering kwam ongeveer een uur later de boot weer aan het strand. De tocht werd meegemaakt door den heer W. Taat, pl. Vertegen woordiger van de N. Z. H. R. Mij. De politie onder leiding van den brigadier-majoor P. Ruwhof zorgde voor de afzetting op het strand.

Oefening met de Reddingboot (1936)

Leidsch Dagblad 9 december 1936

Onder leiding van schipper C. Jonker heeft de bemanning van de reddingsboot der N.Z.H.R.M. gistermorgen een oefeningstocht op de Noordzee gehouden. Alles had het normale verloop. De roeiers hadden echter op zee zeer koud gevonden in een open boot bij zulk een fellen ijskouden wind gedurende meer dan een uur. Op het strand werd deze oefening gadegeslagen door den vertegenwoordiger der Mij., den heer W. Taat; den inspecteur van politie mr. R. Warmoltz, den brigadier-majoor R. Ruwhof en den commissaris van politie van de gemeente Wassenaar.

Nieuwe Leidsche Courant 9 december 1936

Gistermorgen werd met de reddingsboot een oefentocht gehouden. Er stond een flinke branding, zoodat veel stuurmanskunst noodig was om hierdoor heen te komen. Het materiaal bleek goed in orde te zijn, zoodat de oefening geslaagd mag heeten.

Oefening met het ,,Whippertoestel”. (1936)

Leidsch Dagblad 28 september 1936

Onder veel belangstelling ook van verschillende autoriteiten, heeft Zaterdag, vanwege de N.Z.H.R.Mij., onder leiding van den schipper van de reddingboot den heer C. Jonker, een oefening plaats gehad met het ,,whippertoestel”. Behalve de sevretaris van de N.Z.H.R.Mij. den heer H. Th. De Booy, uit Amsterdam, waren daarbij tegenwoordig de burgemeester mr. W. J. Woldringh v. d. Hoop, de inspecteur van politie mr. R. Warmolz met den brigadier-majoor P. Ruwhof, de commissaris van politie van Wassenaar en de vertegenwoodigers van de maatschappij hier ter plaatse de heeren W. Taat en Trousselot.

Van het Wantveld af, waar een driepoot was opgesteld werd met een raket, waaraan een dunne lijn was bevestigd, naar een mast aan den overkant van de Watering geschoten. Aan de dunne lijn was een dikker touw bevestigd. Toen de verbinding tot stand was gekomen, nam iemand plaats en het toestel, een reddingboei, w.o. een z.g. ,,broek” is bevestigd. Met volkomen succes werd hij toen vanaf het Wantveld, over de Watering tot op het duin aan den overkant getrokken. Tot aller bevrediging is deze oefening uitstekend geslaagd!

OEFENTOCHT MET DE REDDINGSBOOT (1936)

Nieuwe Leidsche Courant 4 Augustus 1936

Gistermiddag werd met de Reddingsboot een oefentocht gehouden. Er blies een stevige wind die de golven hoog deed opstuiven.

Het doorbreken van de boot door de branding was dan ook een kranige prestatie van schipper en bemanning. Aan boord bevonden zich de inspecteur van politie en de heer W. Taat. Het was voor de badgasten een sensatie een reddingsoefening te zien in de felle golven. Honderden sloegen dit schouwspel gade. Ruim half zes werd deze oefening beëindigd.

GESLAAGDE OEFENTOCHT MET DE REDDINGSBOOT (1936)

Nieuwe Leidsche Courant 25 juli 1936

Te omstreeks 10 uur in den avond hadden zich vele nieuwsgierigen opgesteld ter hoogte van de ,,Oude Kerk”, daar bekend was geworden dat de reddingsboot een avondtocht zou maken.

Precies vijf minuten over tien werd de boot, getrokken door twee span paarden, uit de schuur gereden, waarna men de afrit tegenover de Louwestraat afreed naar het strand. Op het strand waren reeds de voorbereidende maatregelen getroffen, zoodat alles keurig verliep. Voor deze oefening was een groot stuk afgezet geworden, zoodat men alles van nabij kon beschouwen. Nadat de boot van het onderstel was afgereden, duurde het toch nog geruime tijd eer dat men over de eerste bank heen was. Doch spoedig was men door handig manoeuvreeren van schipper Jonker door de branding heen.

Daar dit als een avondoefening was bedoeld, was op het strand een schijnwerpersinstallatie opgesteld, die de reddingsboot voortdurend bescheen. Deze installatie, welke door twee man wordt bediend, kan een verre lichtstraal ontwikkelen, zoo zelfs, dat de boot op ruim een kilometer afstand nog duidelijk vanaf ’t strand zichtbaar is, wat natuurlijk zeer ten goede komt aan nachtelijke reddingen.

Een groote menschen massa sloeg dit fantastische schouwspel gade. Vooral voor de badgasten was dit na al dat gure weer een welkome attractie! Te ruim half twaalf waren de oefeningen, welke geslaagd kunnen heeten, beëindigd. Op het terrein waren aanwezig de loco-burgemeester de heer J. Dubbeldam, de kustwacht de heer B. J. Dijkdrenth, de heer D. Taat, de heer W. Taat en de heer D. F. E. Meerburg.

(1936)

Leidsch Dagblad 24 juli 1936

Hedenavond te 10 uur zal door de bemanning van de reddingsboot der N.Z.R.M. een oefening op zee worden gehouden, waarbij gebruik gemaakt zal worden van zoeklichten.

OEFENING REDDINGSBOOT (1935)

Nieuwe Leidsche Courant 5 december 1935

Gistermiddag maakte de reddingsboot weer eens een oefentocht onder leiding van schipper C. Jonker. Er was veel branding, zoodat deze demonstratie voor degenen die haar gadesloegen zeer interessant was. Als vertegenwoordiger van de N. Z. H. R. M. was aanwezig de heer W. Taar. De oefening duurde een uur.

Drie redders gehuldigd (1935)

Leidsche Courant 28 oktober 1935

De secretaris van de N. Z. H. R. M., de heer Booij heeft gistermorgen de leden der bemanning van de reddingsboot toegesproken en drie van hen in het bijzonder gehuldigd wegens het feit, dat zij dezer dagen 25 jaar aan de maatschappij verbonden zijn, nl. den schipper C. Jonker en de roeiers C. Vlieland en G. van Rijn.

Katwijk heeft wat scheepsongelukken betreft gelukkig een langdurige rustperiode achter zich en het merkwaardige feit doet zich voor dat deze stranding van de GDIJ 132 voor den zilveren jubilaris Jonker zijn eerste redding beteekent. Wel zijn meerdere malen onder Katwijk kleinere scheepjes op het strand vastgezet, doch deze zijn steeds weer met den vloed vrijgekomen.

Reddingboot Katwijk redt 14 man van een logger (1935)

Reddingboot Katwijk redt 14 man van een logger

Den 27sten October strandde de onder Poolsche vlag varende motorlogger ‘Mewax’, op 100 meter bezuiden paal 86, juist benoorden de uitwatering van de Rijn te Katwijk aan Zee. De noodseinen van de logger, die reeds ter hoogte van het Wassenaarseslag te dicht bij den wal tussen de banken was geraakt, werden opgemerkt door een paar stropers, die bij paal 90 ‘bezig’ waren. De stropers lieten onmiddelijk hun ‘werkzaamheden’ in den steek en waarschuwden den schipper C. Jonker van de roeireddingboot van station Katwijk aan Zee.

C. Jonker is tevens politieagent te Katwijk aan Zee en het zal wel de eerste keer geweest zijn, dat hij door stropers gewaarschuwd werd…. Onmiddelijk werd de bemanning bij elkaar geroepen en een half uur later ging de boot in zee. Er stond een stevige WZW wind en flinke rollers op de banken. De reddingboot werd door de Katwijkers met krachtige slag door de branding geroeid en hoewel het niet meeviel in het pikkendonker, kwam de boot aan SB langszij den logger, 9 man waaronder 5 Polen gingen direct over. De Scheveningse schipper kon er echter niet toe komen zijn schip te verlaten en 4 Scheveningers wilden hun schipper niet in de steek laten, dus bleven ook aan boord.

De logger sloeg echter langzamerhand vol water en kwam direct dieper te liggen. Ten 10 uur ging de reddingboot er nogmaals heen en haalde de overgebleven mannen van boord.

’s Middags woei het krachtig uit het WZW, de zeeen sloegen over de logger heen, zodat reeds spoedig alleen de masten nog boven water uitstaken. Het was dus wel zeer goed dat de reddingboot de gehele bemanning van boord had gehaald.

De logger kwam van de haringvisscherij bij de Doggersbank terug met 544 kantjes haring. Voor schipper en bemanning was het dus wel een zeer hard gelag dezen rijken buit, waarvoor zij 5 etmalen in touw waren geweest, niet in behouden haven te kunnen brengen. De pogingen om den logger vlot te brengen zijn tot nog toe niet geslaagd. Voor station Katwijk was het een grote voldoening dat de redding zo goed slaagde.

De laatste 25 jaar was station Katwijk slechts enkele malen in actie geweest en dan nog voor niet zeer belangrijke gevallen. Toch werd er steeds bijzonder goed en degelijk geoefend. Het commissielid W. Taat ging dan meestal mede als voorman. Ook bij deze redding vervulde hij die functie.

Voor schipper Jonker, de roeiers van Rijn en Vlieland, die reeds 25 jaar deel uit maakten van de bemanning was dit hun eerste redding. Voorts zater er in de boot als roeiers; J. Zwitser, C. van der Plas, J.Hoek, P. Rovers, van den Oever, B. Vis, A. Jonker, Kr. taat, voorman W. taat.

Nieuwe Leidsche Courant  28 oktober 1935

De bemanning van een Poolsche logger maakt bange uren door

Stroopers waarschuwen de redders, die de bemanning veilig aan land brengen

In den nacht van Zaterdag op Zondag te ongeveer drie uur, bevond de logger gemerkt G.D.Y. 132 van de Poolsche reederij  Mewa, hier te lande vertegenwoordigd door de firma Arie van der Toorn te Scheveningen, zich ter hoogte van de Wassenaarsche slag, tegenover de kust. De motorlogger, groot 150 ton was jongstleden Maandagavond vanuit Scheveningen uitgevaren en had de geheele week, bijna zonder dat de bemanning zich rust gunde onder de Engelsche kust gevischt en wel met een dusdanig succes, dat men met 32 last, ongeveer 540 ton haring, de terugtocht naar Scheveningen aanvaardde, waar men Zaterdagnacht hoopte aan te komen. Dit is echter niet gelukt. Er stond Zaterdagavond laar een zeer hooge en woeste zee. Het weer, de zware lucht en het slechte vuur-zicht, waren oorzaak, dat niet behoorlijk de Scheveningsche haven binnengeloopen kon worden.

Een afgematte bemanning
Men zond noodseinen uit. Het schip raak te wel los, doch kon de vrije zee niet meer bereiken. De Westenwind deed deze pogingen falen. De logger zat tusschen twee banken en men dreef zoo steeds meer Noordwaarts, zonder een uitgang in de tweede bank te vinden, waardoor het schip weer in volle zee zou kunnen komen.

Twee stroopers als redders
Twee stroopers, die met een lichtbak op het strand waren, zagen de noodseinen en waarschuwden de reeder C. den Dulk te Katwijk, die zich op zijn beurt onmiddellijk in verbinding stelde met den schipper van de reddingboot, den rechercheur van politie te Katwijk, C. Jonker. Tien minuten nadat deze de waarschuwing ontving was hij met de uit twaalf koppen bestaande bemanning van de reddingboot op het strand. De zich in gevaar bevindende logger was inmiddels tisschen de zandbank en de kust verder afgedreven in de richting van Katwijk aan Zee; nu en dan zat hij weer vast, maar even ten Noorden van het Uitwateringskanaal kwam de logger geheel vast te liggen, evenwijdig met de kust. Te ongeveer kwart voor vijf ging de reddingboot ter hoogte van De Brittenstraat onder bevel van schipper Jonker in zee.

De reddingboot kwam na een kwartier varen door de wilde branding bij den logger aan. Aanvankelijk kwam men aan den verkeerde kant, aan bakboordzijde, langszij, doch even later gelukte het langs stuurboordzijde te komen, om hier de bemanning er af te halen.

Acht mannen gered
De schipper en nog vijf leden der bemanning wilden echter aan boord van den logger blijven; acht mannen lieten zich langs een lijn in de reddingboot zakken. Kort daarna waren zij veilig aan wal. Toen de stranding gebeurde, was het vloed en reeds dadelijk sloegen de hooge golven over het geheele schip.

Het schip zakte intusschen hoe langer hoe dieper in het zand; de inventaris van het schip, stukken van luiken enz. werden weggeslagen en door den sterken westenwind op het strand geworpen, waar de voorwerpen werden geborgen. Van alle kanten sloegen de golven over het schip heen, zoodat het ook voor de overgebleven bemanning niet meer mogelijk was op het schip te blijven.

Inmiddels waren op het strand verschenen de bestuursleden van de Noord-Zuid-Hollandsche Redding-Maatschappij, de heeren W. Taat, mr W.J. Woldringh van der Hoop, tevens burgemeester van Katwijk en de heer H. Th. De Booy, Uit Amsterdam, secretaris van de Noord-Zuid-hollandsche Redding-Maatschappij, benevens de heeren W. en J. van der Toorn, leden van de firma Arie van der Toorn.

Heel de bemanning in veiligheid
Te ongeveer half elf ging de reddingboot ten tweede male zee in en werden de kapitein en de overige leden van de bemanning in veiligheid gebracht. Bij dezen tweeden tocht ging ook de heer W. van der Toorn mee naar het schip in nood.

De bemanning van den logger bestond uit veertien koppen, namelijk uit: Klaar Klein, schipper; E. Bronsveld, monteur; Job Overduyn, lichtmatroos; Leen Korving, Arie Pronk, Maarten Spaans, allen matrozen en wonende te Scheveningen, bovendien de Poolsche matrozen Paul Litthammel, albert Detlaff, Clements Feltner, Anton Tomtszik en Janusz Sujecki. Deze Poolsche zeelieden zijn drie jaar geleden naar ons land gekomen om alhier de zeemanskunst te leeren.

Bange uren in de branding
De bemanning werd in hotel “ Het Zwaantje” te Katwijk ondergebracht.

De mannen deelden mede, zeer angstige oogenblikken te hebben doorgemaakt, meer dan eens vreesden ze, dat hun laatste uur was geslagen. De schipper kon maar niet begrijpen, hoe het ongeluk was geschied, daar hij meende de noodige instructies wet te hebben gegeven; allen waren het er echter over eens, dat het slechte vuurzicht als de directe aanleiding moest worden beschouwd. Had men tijdig gelood, dan had dit ongeluk, volgens deskundigen, niet behoeven te gebeuren; dat men dit niet meeft gedaan, kan ook zijn oorzaak vinden in het feit, dat de bemanning veel te lang in touw is geweest en daardoor oververmoeid is geraakt. Te ongeveer elf uur is de geheele bemanning per autobus naar Scheveningen vertrokken.

Alles verloren
Tijdens de samenkomst in het Zwaantje heeft de heer De Booy, secretaris van den Noord-Zuid-Hollansche Redding-Maatschappij deze gelegenheid aangegrepen, om de heeren C. Jonker, schipper en C. Vlieland en G. van Rijn, roeiers van de Katwijksche reddingboot te huldigen voor het feit, dat zij gedurende vijfentwintig jaar ten deze in functie zijn geweest.

De waarde van den logger wordt op ongeveer 24.000 gulden geschat, de gevangen visch vertegenwoordigde een waarde van ongeveer 3800 gulden, terwijl vrijwel alle bezittingen van de bemanning verloren gingen. Het schip was door de reederij zelf verzekerd; de bezittingen van de bemanning echter niet en behalve deze door henzelf te lijden schade gaat verloren het winstaandeel, dat de bemanning van deze goede vangst zou hebben ontvangen.

De logger is in het drijfzand weggezakt en wordt als verloren beschouwd. De twee masten zijn alleen zichtbaar. Het schip is met een staalkabel verbonden met een groot anker, dat op het strand gelegd is. Ruim dertig jaar is het geleden, dat een schip voor de Katwijksche kust verloren is gegaan; wel zijn er in den loop der jaren scheepjes aldaar gestrand, doch het was steeds mogelijk deze met den vloed weer vlot te krijgen.

EEN LOGGER GESTRAND (1935)

De bemanning door de reddingsboot gered.

Leidsche Courant 28 oktober 1935

Zondagmorgen te half vier is naast de uitmonding van de Rijn gestrand de logger ,,Tingja” G. D. Y 132. Het schip heeft 32 last haring aan boord en behoort te Scheveningen thuis, doch is het eigendom van een Poolsch-Nederlandsche Maatschappij. Het schip vaart onder Poolsche vlag. Al spoedig na de stranding is de Katwijksche Reddingboot uitgevaren en heeft zonder ongevallen de bemanning van boord gehaald. Deze bemanning, gedeelte Polen, gedeeltelijk Nederlanders, is toen voorlopig in Hotel ,, De Zwaan” ondergebracht en verzorgd. Het schip ligt dwars voor de kust in de branding en werd door hooge golven danig gebeukt. Het schip werkte zich meer en meer in het zand  en in den namiddag te 3 uur, bij hoog water, was het schip al vol water geslagen en de golven rolden over het dek. Planken, bussen, zelfs vaten haring spoelden van het dek en vanwege de strandvonderij had men druk werk met opberging van het een en ander. Het schip zal wel verloren zijn. Begrijpelijk dat het ongeval buitengewoon veel belangstelling trok niet alleen uit Katwijk doch uit de omgeving evenzoo. Vooral in den namiddag toen de stranding meer en meer was bekend geworden, waren er honderden belangstellenden aan het strand en de Boulevard. Het schip is verzekerd.

Aan het ,,Nieuws van den Dag” ontleenen wij nog de volgende bijzonderheden.

Merkwaardig is de wijze waarop de hachelijke toestand van de GDIJ 132 van de kust af werd ontdekt. Langs het strand tusschen Wassenaarsche Slag en Katwijk liepen twee stroopers met hun lichtbakken bij zich. Toen zij zagen dat de logger in moeilijkheden verkeerde, gaven zij seinen met de lichtbakken naar de opvarenden, ten teken dat men zou trachten hulp te brengen.

De stroopers spoedden zich naar Katwijk waar zij den reeder hun ervaringen meedeelden. Deze ging op zijn beurt naar den schipper van de reddingboot der N. Z. H. R. M., den heer C. den Dulk, die tevens rechercheur van de politie is. Dat was omstreeks kwart voor vier. Onmiddellijk werd de bemanning van de reddingsboot gewaarschuwd en om kwart voor vijf voer deze met 12 koppen bemanning den logger tegemoet. De logger was intusschen, tusschen de twee banken drijvende, steeds Noordelijker gekomen. Voortdurend had men onderweg contact met de kust gehouden door te stakelen, d. i. door vuurwerkseinen af te steken, welke van het strand af werden beantwoord met vuurpijlen. Inmiddels waren de secretaris van de N. Z. H. R. M., de heer H. Th. De Booy, en het bestuurslid, de burgemeester van Katwijk, de heer Woldring van der Hoop, gewaarschuwd, die niet lang daarna ook ter plaatse verschenen.

Even benoorden het Katwijksche uitwateringskanaal kwam de logger onherroepelijk vast te zitten.

Ook ter hoogte van het Oude Kerkje te Katwijk had de GDIJ 132, terwijl de motor nog aanstond, even vastgezeten, maar hij was toen spoedig weer vlot gekomen.

De reddingsboot kwam na een kwartier varen door de wilde branding bij den logger aan. Aanvankelijk kwam men aan den verkeerden kant, aan bakboordzijde, langszij, doch even later gelukte het langs stuurboordzijde te komen om hier de bemanning er af te halen.

De schipper en nog 5 leden der bemanning wilden echter aan boord van den logger blijven; 8 mannen stapten over in de reddingsboot; kort daarna waren zij veilig aan wal. Toen de stranding gebeurde was het vloed en reeds dadelijk sloegen de hooge golven over het geheele schip.

Om half elf voer de reddingsboot ten tweeen male uit. Zij heeft de rest van de bemanning aan wal gebracht.

Een der opvarenden vertelde ons, dat men zeer angstige oogenblikken heeft uitgestaan.  ,,Een paar maal heb ik gedacht, dat mijn laatste uur was geslagen” vertelde de man, die vol lof was over het kranig optreden van de bemanning der reddingsboot.

De particuliere bezittingen der bemanning zijn als verloren te beschouwen. Deze zijn niet in de verzekering opgenomen. De reederij heeft voor haar schepen een eigen verzekeringsfonds. De waarde van den logger, inclusief de tuigage, etc. bedraagt ongeveer ƒ 24.000, waarbij dan nog ca. ƒ 4000 komt aan waarde van de haring, die aan boord was.

DE GESTRANDE LOGGER TE KATWIJK AAN ZEE

HET ACHTERSCHIP GEHEEL IN HET ZAND WEGGEZAKT

Leidsch Dagblad 29 oktober 1935

Gistermiddag te 4 uur stonden op het strand en den Boulevard te Katwijk Zee nog steeds groepjes belangstellenden, die den toestand van den gestrande logger opnamen. Het was hoog water en de golven beukten over het dek. Bij vloed zit het schip reeds tot halverwege de masten onder water.

Het is nu zoo met den logger gesteld, dat het achterschip geheel in het zand is weggezakt. Ook het houten gedeelte is weggespoeld. Alleen de schotten zijn nog blijven staan.

Het achterzeil hangt geheel aan flarden op het water. De vleet – dit zijn de netten – is uit de ruimen geslagen en hangt over de railingen van het gansche schip, zoodat er geen mogelijkheid bestaat, deze van boord te krijgen. De verschansing aan stuurboordzijde is uitgeweken, zoodat de kans verminderd is, om het schip af te halen.

De Katwijksche garnalenvisschers hadden gisteren met een der heeren v. d. Toorn uit Scheveningen. Zij zijn met hem overeengekomen om zooveel mogelijk van het schip af te halen en op te bergen. Een vlet, bemand met 8 man, wist het schip te bereiken. Na 2½ uur werken moest men evenwel den logger verlaten wegens het opkomen van den vloed. Een gedeelte van de reep en wat ander touwwerk werd aan wal gebracht.

Indien de heerschende wind van den laatsten tijd aanhoudt, zal het niet gemakkelijk zijn om veel materiaal van het schip af te halen, daar er hoogstens maar eenige uren per dag op het wrak kan gearbeid worden, daar de logger met paard en wagen niet te bereiken is.

De inspecteur van de Scheepvaartinspectie uit IJmuiden heeft gistermiddag het wrak bezichtigd en verscheidene personen gehoord, die van de stranding getuigen waren geweest, o.a. schipper C. Jonker van de reddingboot en de heer B. J. Dijkdrenth, vertegenwoordiger van de kustwacht.

Een vliegtuig van de K.L.M. vloog ’s middags laag over het wrak.

Het wachten is nu op een gunstigen Oostenwind en goed weer, om de bergingspogingen voort te kunnen zetten. Indien de romp niet gescheurd is, tengevolge van de zware lading, hetgeen men nog niet kan constateeren, schijnt er toch nog een kleine kans te zijn, den logger vrij te krijgen.

Nieuwe Leidsche Courant 21 augustus 1937