(1880)

De Standaard 3 december 1880,

Uit Katwijk wordt van 30 dezer medegedeeld:
Gisteren, ongeveer tegen den middag, werd eene groote Engelsche stoomboot onder het ressort van de gemeente Wassenaar op het strand gezet. Eerst tegen 4 ½ ure kreeg men er te Katwijk bericht van. Onmiddellijk ging men derwaarts en werd de reddingsboot naar de strandingsplaats vervoerd. Ook de strandvonder was spoedig daat ter plaatse aanwezig. Men had de boot tengevolge van het mistige weder niet eerder gezien. Het stoomschip bleek te zijn de Allerwash, van Sunderland naar Rotterdam bestemd, en geladen met 680 last steenkolen. Spoedig waren door de reddingsboot, daar de zee kalm was, een aantal Katwijkers aan boord der boot gebracht en hielpen zij de lading ten deele over boord werpen. Heden namiddag is de boot met hoog water vlot geworden, daarbij geholpen door de sleepboot Simson van IJmuiden. De Katwijkers zijn mede naar Rotterdam gereisd.

Tweemaster gestrand (1877)

Leidsch Dagblad 24 november 1877

Men meldt ons uit Katwijk: Hedenmiddag is op de Noordwijksche kust gestrand een kofschip groot 60 last, geladen met haver, komende van Groningen en bestemd naar Londen. De schipbreukelingen, drie in getal, zijn door de Katwijksche reddingsboot aan wal gebracht, waarna zij verder hier in het dorp werden verpleegd.

Leydse Courant 24 november 1877

Te Katwijk aan Zee is heden middag een kofschip, tweemaster, gestrand, geladen met p. m. 60 last haver, met bestemming Groningen naar Londen. De bemanning, bestaande uit drie personen, is door de Katwijksche reddingsboot aan wal gebragt. Nog voor die van Katwijk was ook de reddingsboot van Noordwijk in zee gestoken om de redding te beproeven.

(1875)

Leidsch Dagblad 15 september 1875,

Te Katwijk had hedenmiddag een voorzeker niet alledaagsch voorval plaats. Twee jongens uit het weeshuis aldaar, na zich vooraf geheel te hebben ontkleed, ,,vermaakten” zich met langs het strand baden, toen zij opeens lust schenen te krijgen zich wat verder zee in te wagen. Zij begaven zich daartoe in een sloep, die zij vervolgens meer van het strand trachtten te verwijderen. In den beginne gelukte hun dit niet zonder moeite, totdat eindelijk een oostenwind hun evenwel wat al te veel in hunne plannen te hulp kwam en de sloep als ’t ware pijlsnel van het strand deed verdwijnen. Een der jongens, nog bijtijds het gevaar bespeurende waarin zij verkeerden, sprong oogenblikkelijk over boord en bereikte na veel inspanning het strand. De andere scheen echter minder tegenwoordigheid van geest gehad te hebben ; althans hij verdween met de sloep hoe langer hoe meer uit het zicht. In een oogenblik was, zooals men trouwens begrijpen kan, door dit ongewone schouwspel geheel Katwijk op de been, terwijl de reddingboot dadelijk werd in zee gelaten en een ander vaartuig de zeilen heesch. Te zamen ging men nu op de ontdekkingsreis uit, totdat eindelijk de bemanning der reddingboot bemerkte dat het andere vaartuig de sloep, die met het bloote oog bijna niet meer was te herkennen, meer en meer naderde, en ten laatste het geluk had den jongen van een bijna zekeren dood te redden en tot niet geringe blijschap der aan het strand verzamelde toeschouwers behouden op het droge te brengen, waarna hij met zijn nog tijdig aan het gevaar ontsnapten lotgenoot onder behoorlijk toezicht naar het gesticht te Katwijk-binnen werd vervoerd.

Noordsche brikschip Mariquinha (1874)

Leydse Courant 22 december 1874

Men schrijft ons uit Katwijk aan Zee van 19 December: Heden namiddag is alhier gestrand het Noordsche brikschip Mariquinha, kapitein M. Morck, komende van Frederikstad, bestemd naar amsterdam, geladen met hout. De equipage, bestaande uit 8 man, benevens de dochter van den kapitein, is met de reddingsboot gered. Men hoopt de lading te kunnen bergen.

Leidsch Dagblad 22 december 1874

Uit Katwijk aan Zee wordt ons van 19 dezer gemeld: Heden strandde alhier de Noordsche brik Marequina. De reddingsboot der Noord- en Zuid-Hollandse reddingsmaatschappij, bestuurd door den heer A. van Duin, was reeds des namiddags te twee uren in zee en mocht er te vier uren in slagen alle schepelingen, negen in getal, waaronder de dochter van den kapitein, te redden. Het schip is over de derde bank heengeslagen en zit thans op de tweede bank vast. Men hoopt de lading, welke uit hout schijnt te bestaan, te kunnen redden.

Leidsch Dagblad 02 januari 1875

Aan de N.R.Ct. meldt de oud-gezagvoerder A. Schaap uit Katwijk het volgende: Men heeft in de laatste tijden veel gehoord van het blijven, verlaten en stranden van Noordsche schepen met hout geladen. Doch Zaterdag, 19 dezer, is hier waarlijk eene curiositeit van dien aard gebeurd, die eenig in zijn soort is. toen zag men hier even na den middag een brik naderen; de wind was Noorden en NNO, frissche bramzeilskoelte, het had de fok bij en dichtgereefd voormarszeil en voorstenge stagzeil, groot ondermarszeil en gereefd bovenmarszeil en stuurde recht op den wal aan, terwijl de zeevarenden belangstellend redeneerden wat de reden zou kunnen zijn waarom dat vaartuig met deze gelegenheid, met ruimen wind, naar land stuurde; als het aan eenig ding gebrek had zou ten minste een vlag of een vlag in sjouw (met touwtjes bij elkaar gebonden)  toonen maar niets van dat alles; men zag het volk achterop bij elkaar staan kijken. Inmiddels werd de reddingboot van de Zuid-Hollandsche reddingsmaatschappij in zee gebracht, onder het bestuur van den heer Arie Van Duyn, vroeger kapitein in de Oost-Indische vaart, thans reeder alhier. Toen de boot buiten de branding was, was de brik dicht bij de buitenbank genaderd en hield toen naar de reddingboot, die al spoedig op zijde van haar was, waarna de ra’s bakboord werden aangebrast en zijn koers om de West gesteld, waarover wij ons verblijdden, tegen elkaar zeggende: zij zal nu spoedig op de ruimte zijn. Maar wat gebeurde? Even daarna werd de kluiver geheschen, de ra’s weer vierkant gebrast en het schip, afhoudende, stuurde recht op den wal aan; nu konden wij niet meer gissen; het duurde dan ook niet lang og het stootte even op de buitenbank en bleef vervolgens op de tweede bank zitten, en even daarna viel de groote mast met zeil en treil overboord, welke door den fokkemast gevolgd werd; eenige van de menigte toeschouwers hadden gezien dat er aan de masten gekapt werd, anders was het ook niet mogelijk dat door het stooten de masten zoo spoedig zouden overboord gevallen zijn. maar beschouwden wij dit als moedwil om de mogelijkheid te benemen om het schip dien nacht weer af te brengen. Intusschen kwam de reddingboot, die steeds bij de brik gebleven was, naar land (de equipage wilde het schip nog niet verlaten) en vertelde de heer Van Duyn met verontwaardiging dat hij bij het aan boord komen den kapitein gevraagd had of hij een loods wilde hebben, hetgeen geweigerd werd; op de vraag van den heer Van Duyn of hij het schip dan binnen wilde brengen werd ook weigerend geantwoord, maar wees hij, dat hij naar het strand wilde, dat toen dadelijk werd ten uitvoer gebracht. Later is de reddingboot weer naar het schip gegaan, die toen de equipage, alsook een dame, die men zeide dat de kapiteinsdochter was, allen behouden aan land heeft gebracht. Des nachts met hoog water hebben manschappen die nog op strand waren de brik over de tweede bank gehaald en staat deze nu met laag water geheel droog; het schijnt nog een nieuw vaartuig te zijn, Mariguinha heeten; men zegt dat het vijf jaren oud is, alles ziet er even flink en goed uit.

(1874)

De standaard 11 augustus 1874,

Katwijk aan Zee, 8 aug. In tegenwoordigheid van bestuurderen der Noord- en Zuid-Hollandsche reddingmaatschappij werd alhier met de reddingsboot de gewone jaarlijksche proeftocht gehouden. Bij eene stijve koelte en sterke branding voldeed de boot zeer goed aan al de eischen.

Oefening (1874)

Leidsch Dagblad 11 augustus 1874

In tegenwoordigheid van bestuurderen der Noord – en Zuid – Holl. reddingmaatschappij werd Zaterdag te Katwijk-aan-Zee met de reddingsboot de gewone jaarlijksche proeftocht gehouden. bij eene stijve koelte en sterke branding voldeed de boot zeer goed aan al de eischen.

(1872)

De standaard 08 april 1872,

KATWIJK, a/Z. 4 April. Heden werd hier bij hevige branding onze nieuwe reddingsboot beproefd. Met weinig moeite mogt het der wakkere bemanning gelukken, tot driemaal toe door de branding heen te roeien. De boot voldoet dus in alle opzichten aan de verwachting. Zelfs bij stormweer mag men nu hoop op redding koesteren.

Nieuwe reddingboot (1866)

Leydse Courant 3 oktober 1866

De plaatselijke commissie tot redding van schipbreukelingen te Katwijk ontving dezer dagen van hh. bestuurders der Noord – en Zuidholl. reddingmaatschappij, gevestigd te Amsterdam, in plaats van de reeds lang aldaar gestationeerde reddingboot, welke door te veel diepgang niet aan hare bestemming voldeed, eene nieuwe reddingboot met toebehooren, naar eene nieuwe constructie met luchtkleppen ter ontlasting van water. Met dit schoongebouwd vaartuig zal men, bij noordwesten-wind en onstuimige zee, van het strand proeftogten ondernemen. Met den pijl-schiettoestel zijn reeds herhaalde proeven genomen, welke aan de verwachting zeer hebben voldaan, dewijl de pijl met daaraan verbonden lijn, tegen sterken wind, in eene juiste rigting eene lengte van 320 ellen heeft bereikt.