Drie redders gehuldigd (1935)

Leidsche Courant 28 oktober 1935

De secretaris van de N. Z. H. R. M., de heer Booij heeft gistermorgen de leden der bemanning van de reddingsboot toegesproken en drie van hen in het bijzonder gehuldigd wegens het feit, dat zij dezer dagen 25 jaar aan de maatschappij verbonden zijn, nl. den schipper C. Jonker en de roeiers C. Vlieland en G. van Rijn.

Katwijk heeft wat scheepsongelukken betreft gelukkig een langdurige rustperiode achter zich en het merkwaardige feit doet zich voor dat deze stranding van de GDIJ 132 voor den zilveren jubilaris Jonker zijn eerste redding beteekent. Wel zijn meerdere malen onder Katwijk kleinere scheepjes op het strand vastgezet, doch deze zijn steeds weer met den vloed vrijgekomen.

Reddingboot Katwijk redt 14 man van een logger (1935)

Reddingboot Katwijk redt 14 man van een logger

Den 27sten October strandde de onder Poolsche vlag varende motorlogger ‘Mewax’, op 100 meter bezuiden paal 86, juist benoorden de uitwatering van de Rijn te Katwijk aan Zee. De noodseinen van de logger, die reeds ter hoogte van het Wassenaarseslag te dicht bij den wal tussen de banken was geraakt, werden opgemerkt door een paar stropers, die bij paal 90 ‘bezig’ waren. De stropers lieten onmiddelijk hun ‘werkzaamheden’ in den steek en waarschuwden den schipper C. Jonker van de roeireddingboot van station Katwijk aan Zee.

C. Jonker is tevens politieagent te Katwijk aan Zee en het zal wel de eerste keer geweest zijn, dat hij door stropers gewaarschuwd werd…. Onmiddelijk werd de bemanning bij elkaar geroepen en een half uur later ging de boot in zee. Er stond een stevige WZW wind en flinke rollers op de banken. De reddingboot werd door de Katwijkers met krachtige slag door de branding geroeid en hoewel het niet meeviel in het pikkendonker, kwam de boot aan SB langszij den logger, 9 man waaronder 5 Polen gingen direct over. De Scheveningse schipper kon er echter niet toe komen zijn schip te verlaten en 4 Scheveningers wilden hun schipper niet in de steek laten, dus bleven ook aan boord.

De logger sloeg echter langzamerhand vol water en kwam direct dieper te liggen. Ten 10 uur ging de reddingboot er nogmaals heen en haalde de overgebleven mannen van boord.

’s Middags woei het krachtig uit het WZW, de zeeen sloegen over de logger heen, zodat reeds spoedig alleen de masten nog boven water uitstaken. Het was dus wel zeer goed dat de reddingboot de gehele bemanning van boord had gehaald.

De logger kwam van de haringvisscherij bij de Doggersbank terug met 544 kantjes haring. Voor schipper en bemanning was het dus wel een zeer hard gelag dezen rijken buit, waarvoor zij 5 etmalen in touw waren geweest, niet in behouden haven te kunnen brengen. De pogingen om den logger vlot te brengen zijn tot nog toe niet geslaagd. Voor station Katwijk was het een grote voldoening dat de redding zo goed slaagde.

De laatste 25 jaar was station Katwijk slechts enkele malen in actie geweest en dan nog voor niet zeer belangrijke gevallen. Toch werd er steeds bijzonder goed en degelijk geoefend. Het commissielid W. Taat ging dan meestal mede als voorman. Ook bij deze redding vervulde hij die functie.

Voor schipper Jonker, de roeiers van Rijn en Vlieland, die reeds 25 jaar deel uit maakten van de bemanning was dit hun eerste redding. Voorts zater er in de boot als roeiers; J. Zwitser, C. van der Plas, J.Hoek, P. Rovers, van den Oever, B. Vis, A. Jonker, Kr. taat, voorman W. taat.

Nieuwe Leidsche Courant  28 oktober 1935

De bemanning van een Poolsche logger maakt bange uren door

Stroopers waarschuwen de redders, die de bemanning veilig aan land brengen

In den nacht van Zaterdag op Zondag te ongeveer drie uur, bevond de logger gemerkt G.D.Y. 132 van de Poolsche reederij  Mewa, hier te lande vertegenwoordigd door de firma Arie van der Toorn te Scheveningen, zich ter hoogte van de Wassenaarsche slag, tegenover de kust. De motorlogger, groot 150 ton was jongstleden Maandagavond vanuit Scheveningen uitgevaren en had de geheele week, bijna zonder dat de bemanning zich rust gunde onder de Engelsche kust gevischt en wel met een dusdanig succes, dat men met 32 last, ongeveer 540 ton haring, de terugtocht naar Scheveningen aanvaardde, waar men Zaterdagnacht hoopte aan te komen. Dit is echter niet gelukt. Er stond Zaterdagavond laar een zeer hooge en woeste zee. Het weer, de zware lucht en het slechte vuur-zicht, waren oorzaak, dat niet behoorlijk de Scheveningsche haven binnengeloopen kon worden.

Een afgematte bemanning
Men zond noodseinen uit. Het schip raak te wel los, doch kon de vrije zee niet meer bereiken. De Westenwind deed deze pogingen falen. De logger zat tusschen twee banken en men dreef zoo steeds meer Noordwaarts, zonder een uitgang in de tweede bank te vinden, waardoor het schip weer in volle zee zou kunnen komen.

Twee stroopers als redders
Twee stroopers, die met een lichtbak op het strand waren, zagen de noodseinen en waarschuwden de reeder C. den Dulk te Katwijk, die zich op zijn beurt onmiddellijk in verbinding stelde met den schipper van de reddingboot, den rechercheur van politie te Katwijk, C. Jonker. Tien minuten nadat deze de waarschuwing ontving was hij met de uit twaalf koppen bestaande bemanning van de reddingboot op het strand. De zich in gevaar bevindende logger was inmiddels tisschen de zandbank en de kust verder afgedreven in de richting van Katwijk aan Zee; nu en dan zat hij weer vast, maar even ten Noorden van het Uitwateringskanaal kwam de logger geheel vast te liggen, evenwijdig met de kust. Te ongeveer kwart voor vijf ging de reddingboot ter hoogte van De Brittenstraat onder bevel van schipper Jonker in zee.

De reddingboot kwam na een kwartier varen door de wilde branding bij den logger aan. Aanvankelijk kwam men aan den verkeerde kant, aan bakboordzijde, langszij, doch even later gelukte het langs stuurboordzijde te komen, om hier de bemanning er af te halen.

Acht mannen gered
De schipper en nog vijf leden der bemanning wilden echter aan boord van den logger blijven; acht mannen lieten zich langs een lijn in de reddingboot zakken. Kort daarna waren zij veilig aan wal. Toen de stranding gebeurde, was het vloed en reeds dadelijk sloegen de hooge golven over het geheele schip.

Het schip zakte intusschen hoe langer hoe dieper in het zand; de inventaris van het schip, stukken van luiken enz. werden weggeslagen en door den sterken westenwind op het strand geworpen, waar de voorwerpen werden geborgen. Van alle kanten sloegen de golven over het schip heen, zoodat het ook voor de overgebleven bemanning niet meer mogelijk was op het schip te blijven.

Inmiddels waren op het strand verschenen de bestuursleden van de Noord-Zuid-Hollandsche Redding-Maatschappij, de heeren W. Taat, mr W.J. Woldringh van der Hoop, tevens burgemeester van Katwijk en de heer H. Th. De Booy, Uit Amsterdam, secretaris van de Noord-Zuid-hollandsche Redding-Maatschappij, benevens de heeren W. en J. van der Toorn, leden van de firma Arie van der Toorn.

Heel de bemanning in veiligheid
Te ongeveer half elf ging de reddingboot ten tweede male zee in en werden de kapitein en de overige leden van de bemanning in veiligheid gebracht. Bij dezen tweeden tocht ging ook de heer W. van der Toorn mee naar het schip in nood.

De bemanning van den logger bestond uit veertien koppen, namelijk uit: Klaar Klein, schipper; E. Bronsveld, monteur; Job Overduyn, lichtmatroos; Leen Korving, Arie Pronk, Maarten Spaans, allen matrozen en wonende te Scheveningen, bovendien de Poolsche matrozen Paul Litthammel, albert Detlaff, Clements Feltner, Anton Tomtszik en Janusz Sujecki. Deze Poolsche zeelieden zijn drie jaar geleden naar ons land gekomen om alhier de zeemanskunst te leeren.

Bange uren in de branding
De bemanning werd in hotel “ Het Zwaantje” te Katwijk ondergebracht.

De mannen deelden mede, zeer angstige oogenblikken te hebben doorgemaakt, meer dan eens vreesden ze, dat hun laatste uur was geslagen. De schipper kon maar niet begrijpen, hoe het ongeluk was geschied, daar hij meende de noodige instructies wet te hebben gegeven; allen waren het er echter over eens, dat het slechte vuurzicht als de directe aanleiding moest worden beschouwd. Had men tijdig gelood, dan had dit ongeluk, volgens deskundigen, niet behoeven te gebeuren; dat men dit niet meeft gedaan, kan ook zijn oorzaak vinden in het feit, dat de bemanning veel te lang in touw is geweest en daardoor oververmoeid is geraakt. Te ongeveer elf uur is de geheele bemanning per autobus naar Scheveningen vertrokken.

Alles verloren
Tijdens de samenkomst in het Zwaantje heeft de heer De Booy, secretaris van den Noord-Zuid-Hollansche Redding-Maatschappij deze gelegenheid aangegrepen, om de heeren C. Jonker, schipper en C. Vlieland en G. van Rijn, roeiers van de Katwijksche reddingboot te huldigen voor het feit, dat zij gedurende vijfentwintig jaar ten deze in functie zijn geweest.

De waarde van den logger wordt op ongeveer 24.000 gulden geschat, de gevangen visch vertegenwoordigde een waarde van ongeveer 3800 gulden, terwijl vrijwel alle bezittingen van de bemanning verloren gingen. Het schip was door de reederij zelf verzekerd; de bezittingen van de bemanning echter niet en behalve deze door henzelf te lijden schade gaat verloren het winstaandeel, dat de bemanning van deze goede vangst zou hebben ontvangen.

De logger is in het drijfzand weggezakt en wordt als verloren beschouwd. De twee masten zijn alleen zichtbaar. Het schip is met een staalkabel verbonden met een groot anker, dat op het strand gelegd is. Ruim dertig jaar is het geleden, dat een schip voor de Katwijksche kust verloren is gegaan; wel zijn er in den loop der jaren scheepjes aldaar gestrand, doch het was steeds mogelijk deze met den vloed weer vlot te krijgen.

EEN LOGGER GESTRAND (1935)

De bemanning door de reddingsboot gered.

Leidsche Courant 28 oktober 1935

Zondagmorgen te half vier is naast de uitmonding van de Rijn gestrand de logger ,,Tingja” G. D. Y 132. Het schip heeft 32 last haring aan boord en behoort te Scheveningen thuis, doch is het eigendom van een Poolsch-Nederlandsche Maatschappij. Het schip vaart onder Poolsche vlag. Al spoedig na de stranding is de Katwijksche Reddingboot uitgevaren en heeft zonder ongevallen de bemanning van boord gehaald. Deze bemanning, gedeelte Polen, gedeeltelijk Nederlanders, is toen voorlopig in Hotel ,, De Zwaan” ondergebracht en verzorgd. Het schip ligt dwars voor de kust in de branding en werd door hooge golven danig gebeukt. Het schip werkte zich meer en meer in het zand  en in den namiddag te 3 uur, bij hoog water, was het schip al vol water geslagen en de golven rolden over het dek. Planken, bussen, zelfs vaten haring spoelden van het dek en vanwege de strandvonderij had men druk werk met opberging van het een en ander. Het schip zal wel verloren zijn. Begrijpelijk dat het ongeval buitengewoon veel belangstelling trok niet alleen uit Katwijk doch uit de omgeving evenzoo. Vooral in den namiddag toen de stranding meer en meer was bekend geworden, waren er honderden belangstellenden aan het strand en de Boulevard. Het schip is verzekerd.

Aan het ,,Nieuws van den Dag” ontleenen wij nog de volgende bijzonderheden.

Merkwaardig is de wijze waarop de hachelijke toestand van de GDIJ 132 van de kust af werd ontdekt. Langs het strand tusschen Wassenaarsche Slag en Katwijk liepen twee stroopers met hun lichtbakken bij zich. Toen zij zagen dat de logger in moeilijkheden verkeerde, gaven zij seinen met de lichtbakken naar de opvarenden, ten teken dat men zou trachten hulp te brengen.

De stroopers spoedden zich naar Katwijk waar zij den reeder hun ervaringen meedeelden. Deze ging op zijn beurt naar den schipper van de reddingboot der N. Z. H. R. M., den heer C. den Dulk, die tevens rechercheur van de politie is. Dat was omstreeks kwart voor vier. Onmiddellijk werd de bemanning van de reddingsboot gewaarschuwd en om kwart voor vijf voer deze met 12 koppen bemanning den logger tegemoet. De logger was intusschen, tusschen de twee banken drijvende, steeds Noordelijker gekomen. Voortdurend had men onderweg contact met de kust gehouden door te stakelen, d. i. door vuurwerkseinen af te steken, welke van het strand af werden beantwoord met vuurpijlen. Inmiddels waren de secretaris van de N. Z. H. R. M., de heer H. Th. De Booy, en het bestuurslid, de burgemeester van Katwijk, de heer Woldring van der Hoop, gewaarschuwd, die niet lang daarna ook ter plaatse verschenen.

Even benoorden het Katwijksche uitwateringskanaal kwam de logger onherroepelijk vast te zitten.

Ook ter hoogte van het Oude Kerkje te Katwijk had de GDIJ 132, terwijl de motor nog aanstond, even vastgezeten, maar hij was toen spoedig weer vlot gekomen.

De reddingsboot kwam na een kwartier varen door de wilde branding bij den logger aan. Aanvankelijk kwam men aan den verkeerden kant, aan bakboordzijde, langszij, doch even later gelukte het langs stuurboordzijde te komen om hier de bemanning er af te halen.

De schipper en nog 5 leden der bemanning wilden echter aan boord van den logger blijven; 8 mannen stapten over in de reddingsboot; kort daarna waren zij veilig aan wal. Toen de stranding gebeurde was het vloed en reeds dadelijk sloegen de hooge golven over het geheele schip.

Om half elf voer de reddingsboot ten tweeen male uit. Zij heeft de rest van de bemanning aan wal gebracht.

Een der opvarenden vertelde ons, dat men zeer angstige oogenblikken heeft uitgestaan.  ,,Een paar maal heb ik gedacht, dat mijn laatste uur was geslagen” vertelde de man, die vol lof was over het kranig optreden van de bemanning der reddingsboot.

De particuliere bezittingen der bemanning zijn als verloren te beschouwen. Deze zijn niet in de verzekering opgenomen. De reederij heeft voor haar schepen een eigen verzekeringsfonds. De waarde van den logger, inclusief de tuigage, etc. bedraagt ongeveer ƒ 24.000, waarbij dan nog ca. ƒ 4000 komt aan waarde van de haring, die aan boord was.

DE GESTRANDE LOGGER TE KATWIJK AAN ZEE

HET ACHTERSCHIP GEHEEL IN HET ZAND WEGGEZAKT

Leidsch Dagblad 29 oktober 1935

Gistermiddag te 4 uur stonden op het strand en den Boulevard te Katwijk Zee nog steeds groepjes belangstellenden, die den toestand van den gestrande logger opnamen. Het was hoog water en de golven beukten over het dek. Bij vloed zit het schip reeds tot halverwege de masten onder water.

Het is nu zoo met den logger gesteld, dat het achterschip geheel in het zand is weggezakt. Ook het houten gedeelte is weggespoeld. Alleen de schotten zijn nog blijven staan.

Het achterzeil hangt geheel aan flarden op het water. De vleet – dit zijn de netten – is uit de ruimen geslagen en hangt over de railingen van het gansche schip, zoodat er geen mogelijkheid bestaat, deze van boord te krijgen. De verschansing aan stuurboordzijde is uitgeweken, zoodat de kans verminderd is, om het schip af te halen.

De Katwijksche garnalenvisschers hadden gisteren met een der heeren v. d. Toorn uit Scheveningen. Zij zijn met hem overeengekomen om zooveel mogelijk van het schip af te halen en op te bergen. Een vlet, bemand met 8 man, wist het schip te bereiken. Na 2½ uur werken moest men evenwel den logger verlaten wegens het opkomen van den vloed. Een gedeelte van de reep en wat ander touwwerk werd aan wal gebracht.

Indien de heerschende wind van den laatsten tijd aanhoudt, zal het niet gemakkelijk zijn om veel materiaal van het schip af te halen, daar er hoogstens maar eenige uren per dag op het wrak kan gearbeid worden, daar de logger met paard en wagen niet te bereiken is.

De inspecteur van de Scheepvaartinspectie uit IJmuiden heeft gistermiddag het wrak bezichtigd en verscheidene personen gehoord, die van de stranding getuigen waren geweest, o.a. schipper C. Jonker van de reddingboot en de heer B. J. Dijkdrenth, vertegenwoordiger van de kustwacht.

Een vliegtuig van de K.L.M. vloog ’s middags laag over het wrak.

Het wachten is nu op een gunstigen Oostenwind en goed weer, om de bergingspogingen voort te kunnen zetten. Indien de romp niet gescheurd is, tengevolge van de zware lading, hetgeen men nog niet kan constateeren, schijnt er toch nog een kleine kans te zijn, den logger vrij te krijgen.

Nieuwe Leidsche Courant 21 augustus 1937

OEFENING REDDINGBOOT (1935)

Nieuwe Leidsche Courant 30 juli 1935

Gisterenmiddag maakte de reddingboot weer eens een oefentocht onder leiding van schipper Jonker.

De vertegenwoordiger van de N.Z.H.R.M., de heer Taat maakte deze tocht mee en tevens was aanwezig de heer Trousselot, vertegenwoordiger der plaatselijk commissie voor het reddingswezen.

Er was veel branding, zooals deze demonstratie voor degene die haar gadesloegen en in het bijzonder voor de vele badgasten, een mooie attractie was.

TEWATERLATING DER REDDINGSBOOT (1934)

Leidsch Dagblad 14 september 1934

Geslaagde proefneming met zoeklicht

Gisteravond bestond er groote belangstelling op het strand voor het tewaterlaten van de reddingboot van de N. Z. H. R. Mij. Voor het eerst zou de boot uitvaren met beproeving op het strand van een zoeklicht van plm. 1 miljoen kaarssterkte, dat voortgebracht werd door een handdynamo van 12 volt, die in tijd van nood bediend wordt door de helpers op het strand. Om 9 uur des avonds ging de boot, bestuurd door schipper C. Jonker te water, bestreken door het krachtige zoeklicht, dat bediend werd door den heer Arie van Kan uit Noordwijk. Het was een mooi schouwspel de boot in de kalme zee in het felle licht zich te zien verwijderen, duidelijk werd het roeien waargenomen. In de reddingboot hadden behalve de gewone bemanning plaats genomen de gemeentesecretaris de heer D. C. O. Boekhoven, de heeren D. Taat en W. Taat, vertegenwoordiger van de N. Z. H. R. Mij. en de heer Jan van Kan uit Noordwijk aan Zee, secretaris-penningm. van de afdeeling aldaar.

Op het strand sloeg de burgemeester mr. W. J. Woldringh v. d. Hoop deze proefneming gade, benevens de heer B. J. Dijkdrenth, hoofd van de Kustwacht.

Dat de proefneming uitstekend geslaagd is, blijkt wel hieruit, dat men toen de reddingboot 2000 M. ver in zee was, bij het schijnsel van het zoeklicht een geschreven briefkaart in de boot zeer goed lezen kon. Om halfelf kwam de boot aan land; deze eerste proefneming was uitstekend geslaagd.

Nieuwe Leidsche Courant 14 september 1934

Gisteravond heeft de reddingsboot een geslaagde oefentocht gemaakt op de Noordzee. Omstreeks negen uur werd de boot uit de schuur naar het strand gebracht. De zee was kalm. Nadat de boot zee had gekozen, werd hij steeds vanaf het strand, door een grootte schijnwerper beschenen, bij de donkere avondhemel was dit een fantastisch gezicht. Verschillende oefeningen werden gemaakt. Er was veel belangstelling. Om half elf werd de boot, door paarden getrokken weer naar de schuur van de NZHRM gebracht.

Oefening met de Reddingsboot (1934)

Leidsch Dagblad 14 augustus 1934

Gisterenmiddag om kwart over 6 uur ging de reddingsboot ten tweeden male binnen enkele dagen voor een oefeningstocht uit, daar de zee er zeer geschikt voor was. Er stond nog méér branding dan Zaterdag. Regelrecht voor de Oude Kerk ging de boot met schipper C. Jonker aan het stuur in zee. Veel meer stortzeeën dan de vorige maal sloegen over de boot heen; ook steigerde zij krachtiger tegen de schuimende koppen der branding op en werd telkenmale links en rechts geslingerd. Na een paar maal de tocht door de branding herhaald te hebben kwam zij voor de Voorstraat goed en wel op het strand. Evenals Zaterdag maakte de heer W. Taat lid van de plaatselijke commissie van de N.Z.H.R.Mij. het natte reisje mee. Ook nu was er groote belangstelling van zeer velen.

Oefening met Reddingsboot te Katwijk – Zee (1934)

Leidsch Dagblad 13 augustus 1934

Het was Zaterdagmiddag een uitgekozen ure om een oefeningstocht der reddingsboot van de N.Z.H.R.Mij. gade te slaan ! Er woei een straffen wind, waardoor de zee wat onstuimig was en er wat branding stond. In het drukst van het badseizoen en op een dag, waar het weer niet tot zitten op het strand uitlokte, trok dit schouwspel eenige duizenden toeschouwers.

Door vier paarden getrokken verliet de boot de loods bij de Oude Kerk en met de klepperende rupsbanden ging het langs de afrit. Meer dan een kilometer ver werd de boot op het strand Zuidwaarts gereden, daar de stroom in zee een noordelijke richting had en de wind er toe meewerkte, dat de boot naar het Noorden zou afdrijven. Drommen kijklustigen volgden de boot en ook de duinen waren zwart van de menschen. Voor velen was de te water lating van het onderstel af iets geheel nieuws ! Mooi gleed de boot in zee en de wakkere mannen, onder aanvoering van den kundigen schipper C. Jonker, gekleed in oliejassen, den Zuid-wester op en het zwemvest aan, kregen weldra de eerste stortzee over zich heen, gevolgd door meerdere, vóórdat men nog door de branding heen was. Tot viermalen kwam men terug en telkens weer werd door de schuimende branding heen gekoerst. Langzamerhand was de boot noordwaarts afgedreven, totdat ongeveer voor het Hotel du Rhin op het strand werd geland. Geheel doorweekt van het zeewater stapte de bemanning aan land, bewonderd door de talrijke omstanders, die het allen een prachtig geslaagde oefeningstocht vonden. De boot werd weer op den wagen getrokken; omstuwd door een groote menigte is zij tenslotte weer in de loods opgeborgen.

Hierboven ziet men hoe wagen en boot de zee in worden gereden.

Nieuwe Leidsche Courant 14 augustus 1934

Zaterdagmiddag heeft de reddingsboot een korte oefentocht gemaakt. Er stond een vrij hooge zee, zoodat de verschillende oefeningen goed tot hun recht kwamen.

OEFENTOCHT MET REDDINGBOOT TE KATWIJK AAN ZEE. (1934)

Leidsch Dagblad 11 augustus 1934

Hedenmiddag te 5 uur zal de Reddingboot der N. Z. H. R. M. te Katwijk a. Zee een oefentocht in zee houden;  vertrek om 5 uur voor de Oude Kerk op het strand.

Daar er op het oogenblik veel branding is, kan men zich op een fraai gezicht voorbereiden !

OEFENINGEN MET DE REDDINGSBOOT (1934)

Nieuwe Leidsche Courant 20 juli 1934

Onder veel belangstelling van de aanwezige badgasten is gisteravond de Reddingsboot in zee geweest. De verschillende oefeningen, die gehouden werden onder commando van den schipper, den heer C. Jonker, hadden een uitstekend verloop. Jammer dat er niet meer ,,zee” stond, ’t was dan nog meer interessant geweest.

De reddingsboot uitgevaren. (1934)

Leidsch Dagblad 20 juli 1934

Onder veel belangstelling van badgasten en ingezetenen werd de eerste proeftocht met de reddingsboot van de N.Z.H.R. Mij. gehouden. Om half acht werd de boot te water gelaten onder leiding van den Schipper C. Jonker. Nadat een uur gevaren was, keerde de reddingsboot weer terug.

WEER EEN LOGGER IN NOOD (1933)

Leidsch Dagblad 7 november 1933

Men waarschuwe direct de kustwacht

In den afgeloopen nacht omstreeks … uur werden verscheidenen personen gewekt door het blazen vanaf een logger, die aan den grond zat ter hoogte van de Oude Kerk. Dit vaartuig trachtte door voortdurend vuurpijlen af te steken, door st..len en door branden van potten met vuur de aandacht te trekken van hen die zich aan den wal bevonden.

De kustwacht was reeds van plan om de reddingsboot te laten uitvaren. Doch na ruim een half uur verdween opeens de logger in de duisternis.

Velen schijnen nog niet te weten, of het zeer wenschelijk is om het hoofd van de kustwacht, den heer B. J. Dijkdrenth uit de Voorstraat, direct te waarschuwen als er een schip in nood zit of als er een stranding plaats heeft. Het blijven redden van veel in nood verkeerende menschen, kan er van afhangen, daar de heer Dijkdrenth de aangewezen persoon is om direct het loodswezen, de sleepboot en reddingsdiensten telefonisch te waarschuwen. Bovendien is het hoofd van de kustwacht gerechtigd om aan degene die hem het eerst melding doet van een schipbreuk of stranding, een geldelijke beloning uit te keeren, die groot of klein naar gelang van de beteekenis van het voorkomende geval.