Groninger Courant 8 November 1833,
NOORDWIJK den 4 November.
Heden namiddag te half twee is alhier gestrand een brikschip, genaamd Gravin Plater, Kapitein Franciscus Maria La Mort, komende van Rio Janeiro, beladen met suiker, koffij, verfhout, huiden en elpenbeen, en gedestineerd naar Hamburg.
De kapitein en zijne geheele equipage, bestaande uit negen personen, zijn door de reddingbooten van Noordwijk en Katwijk-aan-Zee, aldaar van wege de Noord- en Zuidhollansche Redding-Maatschappij geplaatst, gelukkig gered.
KATWIJK-AAN-ZEE den 4 November.
Behalve het brikschip de Gravin Plater, is sedert nog gestrand een kofschip, waarschijnlijk de Cornelia, kapitein de Groot, komende van Leith, beladen met steenkolen en gedestineerd naar Dordrecht. De kapitein, zijne vrouw en drie manschappen zijn gelukkig gered door de Noordwijksche en Katwijksche booten der Noord- en Zuidhollandsche Redding-Maatschappij ; een matroos is vóór dien tijd in het hol des gebroken schips gevallen en verdronken.
Zoodat, bijaldien deze booten niet aanwezig en hulpvaardig geweest waren, vijftien menschen onvermijdelijk eene prooi der golven zouden zijn geworden.
November 1833
Rapport over reddingtochten van de reddingboten van Katwijk en Noordwijk. De burgemeester der beide Noordwijken in Zuid Holland verklaard hiermee dat de reddingboot der N.Z.H.R.M. van Noordwijk aan Zee onder directie staande van den heer Leendert van der Deyl dezer dagen drie malen met het gelukkigsten gevolg is gebruikt tot het redden van schipbreukelingen voor Noordwijk aan Zee en wel op Maandag 4 dezer ( 4 November 1833 ) bemand met de volgende mamschappen: Zacherias de Jong, Jacob van der Niet, Willem van der Deyl, Dirk Hoek, Hendrik van der Linden, Ary van der Wiel Jaczn., Ary van der Wiel Engelszn., Maarten van Beverenr Dirk Abswoude en Pieter Holmeder. Eerstelijk bij de stranding van de brik Gräfin Pläter, waarvan de equipage door de Katwijkse reddingboot is van boord gehaald, zijnde ook die van Noordwijk reeds halverwege het schip in de branding genaderd, zoodat dezelve meer dan waarschijnlijk hetzelfde doel zou bereikt hebben zoo niet eerstgenoemde boot daarin voor was geweest. Op denzelfde dag ter gelegenheid van de stranding van het kofschip Cornelia als wanneer de beide reddingboten aan boord zijn geweest en ofschoon de manschappen door de Katwijker reddingboot zijn over genomen, nogthans ook die van Noordwijk daartoe even gereed en bekwaam was.
De Katwijkse reddingboot, bemand door Zacharias van den Oever, Willem Huigz. de Vreugd, Floris Dirkzn. Plokker, Teunis Florisz. Plokker, Kornelis Jaczn. van der Bent, Jan Dirkz. Guyt, Kornelis Huigzn. van Duijn en Krijn Verburg, slaagde er in de tien opvarende van de brik Gräfin Pläter en de opvarende van het kofschip Cornelia ( w.o. de Huisvrouw van de kapitein) aan wal te brengen, met uitzondering van een matroos van de Cornelia, die door afmatting is bezweken. Ook de reddingboot van Zandvoort is maar de strandingplaats van de Gräfin Pläter gereden, waar zij veel eerder dan de boten van Katwijk en Noordwijk ariveerde. T.g.v. de in deze boot ter beproeving geplaatste “roeimachine” ( een vinding van Ir. P.van den Bosch, omschreven als een “samenstel om boten buitengewoon snel door het water te sturen” ) zag zij evenwel geen kans door de branding te komen.
En vervolgens op den zevende dezer maand ( 7 November 1833 ) bemand met Ary van der Wiel Jaczn., Ary van der Wiel Engelsz., Zacharias de Jong, Jacob van der Niet, Dirk Hoek, Maarten Smit, Cornelis den Hollander, Hendrik van der Linden, Maarten van Beveren en Cornelis Bedijn, ter gelegenheid van de stranding van het kofschip Phenix, waarvan gemelde boot de equipage ( kapitein en zes man) heeft gered en behouden aan wal gebragt. Verklarende de onder getekende, dat de manschappen der Noordwijkse reddingboot bij de voormelde gelegenheden den prijzenswaardigsten ijver, gepaard met beleid en onversaagdheid hebben aan den dag gelegd, en zich daardoor regt tot onderscheiding hebben verworven als zijnde de voormelde redding en door eene sterke branding heen met eigen levensgevaar geschiedt, gelijk door de equipagien der gestrande schepen volmondig is erkend en het daarvan gemaakte gebruik, hunne voldoening en erkentenis op de ondubbelzinnigste wijze hebben doen blijken, terwijl ook bij deze gelegenheid het nut en doelmatigheid der inrigting opnieuw voldingend is bewezen.
Noordwijk 8 November 1833
W.g. Schäfer.