Kofschip Hendrina (1852)

Leydse Courant 8 december 1852

LEYDEN, 7 December.
Gisteren morgen omstreeks 11 ure, is te Katwijk een kofscheepje gestrand, namelijk de Hendrika, Kapt. R. S. van Dees, van Amsterdam naar Nantes, beladen met beenzwart; het had 11 dagen reis en was zeer lek geworden. Door de reddingsboot onder leiding van den wakkeren bestuurder den Heer D. Guyt, is de equipage, bestaande uit 4 man, gered.

Rotterdamsche Courant 09 December 1852,

-Maandag morgen strandde te Katwijk het kofscheepje Hendrika, kapitein van Deest, van Amterdam naar Nantes, beladen met beenzwart. De equipage, bestaande uit vier man, is door de reddingsboot onder leiding van den heer D. Guyt gered.

Algemeen Handelslad 09 December 1852,

KATWIJK AAN ZEE, 6 dec. Heden ochtend ten 10 ure is hier gestrand het kofschip Hendrika van Veendam, , kapt. R.S. van Deest, komende van Amsterdam en bestemd Nantes, geladen meet beenzwart. De equipage is met veel krachtsinspanning gered. Van de zeelieden, die zich bij deze gelegenheid in de reddingboot begeven hebben, verdient loffelijke melding te worden gemaakt, doch inzonderheid van twee mannen te paard, G. Hoek en j. Barnhoorn, die, in weerwil van het onstuimige element en eigen levensgevaar, alle pogingen hebben aangewend om de schipbreukelingen behouden aan het strand te brengen.

Dankbetuiging gezagvoerder Hendrina

De onder Geteekende Gezagvoerder van de te Katwijk aan Zee op de Voormiddag van den 6. Dezemb. 1800 twee en vijftig Gestrande kofschip Hendrina tuys behoorende te Veendam komende van Amsterdam beladen met beenzwart. En bestemd naar Nantes verklaaren bij deze Aan de bestuurder der Katwijkse Redding Boot D. F. Guyt en Zijn Bootslieden hun de hoogste Dank en te Vreedenheyt bij het Redden van mij En mijn in Kopazie (equipage) bestaande Uijt vier man.
Doordrongen Uijt erkentelijkheid Stelle wij haar Dit Getuigschrift ter hand overtuijgd zijnde van de Gevaare die daarbij verGezeld waren

Katwijk aan Zee, den 7 Dezemb. 1852
Gezagvoerder R. J. van Diest.

Hamburger galjas Elisabeth (1852)

Leydse Courant 11 oktober 1852

Vrijdag avond te half zeven is onder Noordwijk digt bij Katwijk een schip met graan gestrand; de bemanning is door de te Katwijk gestationeerde reddingsboot met groote inspanning en levensgevaar gered.
Nadere bijzonderheden hieromtrent kon onze berigtgever ons voor het tegenwoordige nog niet mededeelen.

Nieuwe Rotterdamsche Courant 16 oktober 1852,

Betrekkelijk de stranding onder Noordwijk, nabij Katwijk, van de Hamburger galjas Elisabeth, kapit. P. Kruse, komende van Tonningen en bestemd naar Londen, ontleenen wij aan het Handelsblad het volgende: ,,Het was reeds half acht ure in den avond, toen de heer D. Guyt, bestuurder van de reddingboot te Katwijk aan Zee verzocht werd te hulp te komen. Onmiddellijk snelde deze ijverige man, die, als rustend koopvaardij-kapitein, berekenen kon, dat met het nu wassend ater de nood der schipbreukelingen hooger moest klimmen, met zijne gereed staande boot en de noodige manschappen naar Noordwijk, bragt zijne boot te water en rigtte die op het in nood verkeerend schip. -Een eerste togt mislukte, doch bij den tweeden togt, werd, niettegenstaande de boot, zelfs tot op het dek van het schip geslagen werd, zoo men meende de geheele equipage behouden aan wal gebragt, doch, door de duisternis, had men niet opgemerkt, dat nog een man, in het wand vastgebonden, was achtergebleven. – Ook dezen wilde men redden, en op het voorbeeld van den edelen grijzen bestuurder, sloegen de Katwijkers, hoe vermoeid en afgemat, weder handen aan het werk en ondernamen een derden togt, bij welken de bewusteloos in het wand hangende laatste man, werd losgemaakt, en met dezen de geheele bemanning in minder dan 2 ½ uur, en dat op zulk een afstand, door de Katwijkers gered.”

Leydse Courant 18 oktober 1852

Betrekkelijk de standing onder Noordwijk, nabij Katwijk, van de Hamburger galjas Elisabeth, ontleenen wij aan het Handelsblad het volgende:
,,Het was reeds half acht ure in den avond, toen de heer D. Guyt, rustend koopvaardij-kapitein, bestuurder van de reddingboot te Katwijk aan Zee verzocht werd te hulp te komen. Onmiddellijk snelde deze ijverige man, metde boot naar Noordwijk, en bragt die te water. – Een eerste togt mislukte, doch bij den tweeden togt, werd zoo men meende, de geheele equipage behouden aan wal gebragt, doch, door de duisternis, had men niet opgemerkt, dat nog een man, in het wand vastgebonden, was achtergebleven. – Ook dezen wilde emn redden, en op het voorbeeld van den edelen grijzen bestuurder, sloegen de Katwijkers, hoe vermoeid en afgemat, weder handen aan het werk en ondernamen een derden togt, bij welken de bewusteloos in het wand hangende laatste man, werd losgemaakt, en met dezen de geheele bemanning in minder dan 2 1/2 uur, en dat op zulk een afstand, door de Katwijkers gered.”

Vrouw Jacobina (1849)

Algemeen Handelsblad 02 januari 1850,

De schepen Vr. Jacobina, kapt. Hölscher, met steenkolen van Hull n. Amst., en Vr. Elisabeth, kapt. H. Schmidt, met 42 last Haver v. Emden n. Londen, zijn 29 Dec. Bij Katwijk aan Zee gestrand, doch het volk gered; men was bezig zoo veel mogelijk van de ladingen te bergen.

Opregte Haarlemsche Courant 02 januari 1850,

Den 29sten Dec. Zijn bij Katwijk aan Zee gestrand de schepen Vrouw Jacobina, kapt. Hölscher, van Hull naar Amsterdam en Vrouw Elisabeth, kapt. H. Schmidt, van Emden naar Londen; het volk van beide schepen was gered en de ladingen werden geborgen.

Rotterdamsche Courant 3 januari 1850,

Het schip Vrouw Jacobina, kapit. G. C. Holscher, met steenkolen van Hull naar Amsterdam, is den 29 december bij Katwijk aan Zee gestrand, doch het volk gered; men was bezig zoo veel mogelijk van de lading te bergen.

Kofschip Vier Zusters gestrand (1845)

Algemeen Handelsblad 25 december 1845,

KATWIJK AAN ZEE, 23 Dec. Heden morgen ten elf ure is bezuiden dit dorp gestrand, de kof de Vier Gezusters, kapt. J. Hk. De Jong, komende van Amsterdam, bestemd naar Londen, geladen met kaas en mosterdzaad, de ekwipage is gered, men hoopt de lading te lossen.

Nieuwe Rotterdamsche Courant 25 december 1845,

KATWIJK, 23 December. Het schip de 4 Zusters, kapt. De jong, van Amsterdam naar Londen, is den morgen bezuiden dit dorp gestrand, doch de ekwipaadje gered; men hoopt de lading te kunnen bergen.

Nieuwe Rotterdamsche Courant 27 december 1845,

Het schip Vier Zusters, kapitein J. Klasen de Jonge, met boter en kaas van Amsterdam naar Londen, is, volgens brief van Scheveningen van den 23 dezer, dien dag bij Katwijk gestrand, doch het volk gered; men was bezig zoo veel mogelijk van schip en lading te bergen.

Fregatschip La Ville de Paris (1845)

Leydse Courant 22 oktober 1845,

KATWIJK, 21 October,
Het Noord-Amerikaansch Fregatschip La Ville de Paris, van Bath (uit den Staat Maine), geladen met ballast, komende van Havre de Grâce en bestemd naar Bremen, voortgestumd door eenen hevigen Noord-Westen storm, strandde heden morgen, omstreeks vier ure, ten zuiden van het dorp Katwijk aan Zee. De equipage, bestaande uit zestien koppen, onder bevel van den Kapitein George B. Sturges, is door de zorg van de Plaatselijke Substituut-Strandvonders in goeden welstand aan wal gebragt. Het schip zelve is aan de eene zijde gebroken, hoog op het strand geworpen en kan als geheel verloren beschouwd worden; gelukkig dat bij deze noodlottige gebeurtenis, noch het leven van menschen, noch verlies van lading te betreuren valt.

Tjalkschip De Drie Gebroeders (1840)

Leydse Courant 25 november 1840,

-Uit Noordwijk aan Zee wordt van den 21 November gemeld:
Dezen middag strandde alhier het tjakschip de Drie Gebroeders, Kaptein H.A. Poulis, van Bremen naar Amsterdam bestemd, geladen met stukgoederen. De plaats, waar het strandde, was tusschen dit dorp en Katwijk. De equipage, bestaande uit drie personen, is gered door middel van lijnen, hun toegebragt door lieden te paard, naardien dit spoediger werkte en de Zouper zoo sterk ging, dat de aangebragte reddingboot der Noord- en Zuid-Hollandsche Redding-Maatschappij er meer tijd toe zoude noodig gehad hebben. De redding is echter geschied door de manschappen der boot, onder het plaatselijk bestuur van L. van der Deyl.

Cornelia Diderika (1839)

Leidsche Courant 25 februari 1839

Katwijk aan Zee den 21 Februarij 1839.
De storm, welke in den nacht tusschen den 20sten en 21sten dezer gewoed heeft, had onder anderen voornamelijk voor een de visschersvaartuigen dezer gemeente zeer noodlottige gevolgen kunnen hebben.
Op nagenoeg een uur gaans van Scheveningen naar Katwijk aan Zee, omstreeks half twee uren des nachts, en op een afstand van ongeveer een vierde uur gaans van het bewaadbare strand, werd een der visschersvaartuigen. Cornelia Diderika, Kapitein Jacob Schaap, door den hevige wind geslingerd, met zulk eene kracht tegen een ander zich in de nabijheid bevindend visschersvaartuig geslagen, dat hetzelve was zinkende. De zich op het noodlottige vaartuig bevindende lieden, die eenen gewissen dood voor oogen zagen, raadpleegden onderling, wie hunner door zwemmen het strand zouden trachten te bereiken, (het eenigst overgebleven middel, om redding te erlangen), ten einde van Katwijk aan Zee hulp te gaan vragen voor de hoelangs hoe meer zinkende schuit. De jongste van de equipagie, met name Huig Huigzoon Haasnoot, een jongeling van 17 á 18 jaren, nam hierop, vrijwillig het manmoedig besluit, zijn leven voor het behoud van allen te wagen; hij ontdeed zich van alle zijne kleedingstukken, sprong in de branding, met dat gelukkig gevolg, dat hij het begaanbaar strand bereikte. Afgemat en moedernaakt liep hij, te midden van een noord-oosten storm en in de snerperidste koude, doch ondersteund door het Alvermogen, langs het strand bijna een uur lang, tot dat hij het eerste wachthuis van Katwijk aan Zee bereikte; kwam aldaar sprakeloos en bijkans bewusteloos aan; na eenige oogenblikken van ademhaling en verwarming genoten te hebben, wist hij den droevige toestand, waarin hij deszelfs vaartuig en equipage verlaten had, aan den omstanders bekend te maken. Weldra werd de reddingsboot van de Noord- en Zuid-Hollandsche Redding-Maatschappij, onder het bestuur van den heer S. van Duikeren, Plaatselijk mede-bestuurder, op een wagen vervoerd, en naar de plaats van het onheil gebragt. Alle de zich op de verongelukte schuit bevindende manschappen zijn, nog in tijds, gelukkig daarvan afgebragt en gered.
De mensenheid is bewondering verschuldigd aan het Opperwezen, hetwelk door een zoo jong schepsel, in het uur van nood, zoo groot eene redding geeft, en gevoelt zich vervild van dankzegging voor den 17 á 18jarigen Huig Huigzoon Haasnoot, die zijn eigen behoud in de waagschaal stelde voor dat van zijne natuurgenooten.

Twee geballaste brikschepen (1839)

Leidsche Courant 16 januari 1839

Leyden den 15den Januarij.

Heden middag, omstreeks 12 ure, zijn te Katwijk aan Zee gestrand, twee geballaste brikschepen, van welke het eene, genaamd Husdill, gevoerd door den Kapitein Husdill, komende van Londen, met destinatie naar Sunderland, bemand was met zeven koppen, de Kapitein daaronder begrepen; het andere, genaamd the Graces, mede komende van Londen, met destinatie naar Seaham, gevoerd door den Kapitein Ridpath, een gelijk getal manschappen voerde. Geheel de equipage dezer beide schepen, is, door den ijver der bootsgezellen der Noord- en Zuid-Hollandsche Reddingsboot-Maatschappij, onder het beleid en bestuur van den alhier gevestigden Plaatseliken Bestuurder, den Heer F.E. Meerburg, en deszelfs Adjunct, S. van Duykeren, gered en behouden aan wal gebragt.

Fregat De Surinaamsche Vriend (1834)

Leydse Courant 29 oktober 1834

De tweede stuurman van het te Katwijk gestrande fregat de Surinaamsche Vriend, kapitein J. A. de Lang, heeft in eenen brief, aan zijnen vader gerigt, en in de Arnhemsche courant opgenomen, het volgende gemeld:
Donderdag den 16 October liepen wij met een goeden wind en gelegenheid het kanaal uit en de Noordzee in. De wind was Z. W., doch des namiddags kwam er een hevige storm uit het Noord-Westen met gedonder en bliksem. Ieder vreesde, dat het niet goed met ons zoude afloopen. wij moesten haastig klein zeil maken. Vrijdag den 17den nam de wind hand over hand toe, zoodat wij een onvermijdelijk ongeluk te gemoet zagen. De zee liep over het schip als of het eene blinde klip was. ’s Avonds om half negen zagen wij de vuren van Egmond, nog 4 mijl van den wal. Wij trachten nog zeil bij te krijgen, maar zij sloegen als papier, door den fellen wind weg.
Zaterdag den 18den, met den dag, zagen wij het eerste de Hollandsche kust, op de gis nog vier mijl van den wal: Vloed en wind dreven ons kogelsnel naar het strand. Alle pogingen, tot verhoeding daarvan, waren vruchteloos. Wij konden geen anker over boord krijgen, en zulks tot ons geluk, anders ware ons schip te ver van de wal verbrijzeld geworden. Zes en dertig uren hebben wij alzoo, 24 man sterk, den dood voor oogen gehad. Wij besloten de voorsteven strandwaarts te keeren, om mogelijk door de vaart van het schip hoog op het strand te geraken, zooals, God dank gebeurde. Na over de buiten-banken gestooten te hebben, bleef het schip op de hoogte van Katwijk zitten, omtrent een half uur van het dorp. De woedende zee verbrijzelde hetzelve in een kwartier uurs. De kapitein, opperstuurman, twee matrozen en ik, alle goed bij geest, besloten over boord te springen, en vatteden elk een stuk hout, dat in het water dreef. De opperstuurman riep mij toe: ,,houd u goed vast!” maar dit gezegd hebbende verdween hij in de diepte. Door de spijkers, in het stuk hout, waaraan ik, naast God, mijn leven te danken heb, ben ik op verseiden plaatsen gewond; en in dien staat staat en met gescheurde kleederen kwam ik behouden aan het strand drijven, waar men mij allerliefelijkst opnam en naar Katwijk droeg. – Nooit zal ik de menschlievende behandeling en verzorging vergeten, dáár ondervonden ! Als ik eene gunstige gelegenheid kan vinden, hoop ik spoedig weder mijne geledene schade, door verdubbelde vlijt, in te halen: weder in zee te gaan.

Guardian(1834)

Opregte Haarlemsche Courant 23 oktober 1834,

Den 18den October is de engelsche brik Guardian, kapt. Flatten, met steenkolen, van Sunderland naar Rotterdam, bij Katwijk gestrand, doch het volk door de reddingsboot gered, waarbij echter een persoon van de bemanning der boot, genaamd L. Slootweg, met het in zee brengen derzelve, is verdronken.

In den avond van den 18den October, is een brik beladen met koffij, de naam onbekend, insgelijks bij Katwijk gestrand en verbrijzeld, van de equipagie heeft men niets vernomen.

Het schip de Surinaamsche Vriend, kapt. De Lang, van Suriname naar Amsterdam, is, volgens brief van Katwijk van den 19den October, den vorigen namiddag een uur ten zuiden van daar gestrand en geheel verbrijzeld; de kapt., de tweede stuurman, twee matrozen en een passagier zijn gered, doch de overige aan boord zijnde personen daarbij verdronken.