Oefeningen (1889)

Leydse Courant 26 juli 1889

Gisteren werden aan het strand te Katwijk aan Zee beneden den vuurtoren de reddingboot en de vuurpijl-toestellen de Noord Zuid-Hollandsche maatschappij tot redding van drenkelingen beproefd. De proeven met de boot voldeden uitnemend; die met de vuurpijlen liepen minder vlot van stapel, daar het schiettoestel driemaal achtereen dienst weigerde, en ook de schietrichting niet onbelangrijk van den afgebakenden koers afweek, hetgeen aan te geringe stevigheid van het voetstuk werd geweten.

(1889)

De Maasbode 13 februari 1889,

De duizenden en duizenden uit ’s-Hage die Zondagmiddag van den helderen winterdag profiteerden om de verwoesting te gaan zien, door den storm aan vloot en duinen te Scheveningen aangericht, kregen nog een onverwacht schouwspel. Nabij de kanonnen stond nl. een fraaie driemaster op het strand, een Engelsche stalen bark, die even voor het aanbreken van den dag op de tweede bank was geloopen.
Toen de dag aanbrak en men het schip had opgemerkt, werd onmiddellijk om de reddingstoestellen gezonden, die om 7 uur aankwamen. Intusschen hadden twee man van de equipage reeds getracht, verbinding met den wal te maken, maar de lijn, die zij medenamen in hun bootje, brak onderweg. Een Katwijker die des namiddags landde heeft het bootje met de twee man opgenomen.
Toen Pieter Thomas intusschen zijn vuurpijltoestel gereed had, was het gevaar voor de 23 man aan boord geweken; want de pijl trof haar doel en de reddingsboot kon toen gemakkelijker het schip naderen en de Engelschen aan land brengen. Toch had de reddingsboot, – bemand door Jacob Van Duyn, kapitein, L. Spaans, Joh. Van Duyn, W. Visser, J. De Niet, J. A. en J. Bal, G. De Lange, J. Verburg, J. De Vrindt, P. De Jong en J. P. Groen, – ’t bij het schip hard te verantwoorden, door de branding, het wassende water en de hooge ligging der bark. In vier partijen werd de equipage naar het strand geroeid, de kapitein en de 1e stuurman het laatst. (De 2e stuurman was ’s nachts over boord geslagen.)
De Katwijksche reddingboot, met den burgemeester De Ridder, die uit was gegaan om een in gevaar verkeerdenden Oostendeschen kotter bij te staan, heeft ook goede diensten bij de redding bewezen.
In de reddingboot ging ook de oud-scheepskapitein Van Veen uit ’s-Hage, mede.
In het Kurhaus werden de schipbreukelingen leifderijk verpleegd. De doctoren Van der Mandele en De Vries, die daar hun diensten aanboden, hadden gelukkig niets te doen; de geredden waren allen volmaakt wel.
De bemanning bestaat uit Denen, Noren, Ieren, Duitschers en 1 Hollander, Berend Kleine, geb. te Zwolle, oud 28 jaar.
Het schip is de Ben Avon, kapitein James Brook, van Hamburg naar Sydney met een lading stukgoederen bestemd. Het was vier dagen geleden van Hamburg vertrokken, met een Hamburgschen loods aan boord, die, wegens de gelijkenis van het licht van den Scheveningschen vuurtoren met het Engelsche licht te Kentishknock, dacht aan de Engelsche kust te zijn.
Daardoor heeft hij het schip Z.Z.W. gestuurd, waardoor het recht op het strand liep. Het is lek gestooten en had 15 voet water in, toen het werd verlaten.
Als een bijzonderheid kan nog worden medegedeeld, dat kapitein Brook thans voor de vierde maal zijn schip verloor, waaronder tweemaal stoombooten.
Toen de heer Vernée, de commissaris van politie, de équipage in het Kurhaus had onder dak gebracht, deed hij den Britschen gezant waarschuwen, die om half 12 aankwam en een onderhoud had met den kapitein en met de heeren Vernée en Reiss.
De bemanning blijft voorlopig op het Kurhaus, terwijl de kapitein van meening is, dat het schip wegens ’t lek en ’t daardoor ingekomen water, niet meer naar zee zal kunnen getrokken worden.
gisteren is men begonnen, de lading te bergen, met Scheveningsche schuiten van de redders P. en A. De Mos, T., M. en J. Den Dulk, Waterreus enz., die de geloste goederen naar IJmuiden zullen brengen. Als het schip ontruimd is, zullen de sleepbooten Simson en Hercules, die langs de kust krijsen, beproeven het schip af te brengen, waartoe een overeenkomst met de heeren Konijnenburg te Katwijk is aangegaan.

Nieuwe reddingboot (1886)

Leidsch Dagblad 14 april 1886

Naar men zich herinneren zal, bleek de vorige Katwijksche reddingboot niet geschikt om dienst te doen bij eenigszins ruw weer, want bij de laatste proef welke er mee genomen werd, sloeg zij om.
Gisternamiddag nu, om halfdrie, is de nieuwe beproefd. Ze voldeed zeer goed, maar – het was kalm weer.

(1885)

Algemeen Handelsblad 8 oktober 1885,

Dinsdag sloeg te Katwijk aan Zee bij het beproeven de reddingboot om, tusschen de buitenste en breede bank; dientengevolge zag men negen man in zee ronddrijven, terwijl de boot zich niet vanzelf omkeerde, wat men toch mocht verwachten. Zeven man wisten zich op de omgekeerde boot te redden en werden door de golven naar het strand gedreven. De twee anderen elk op een roeispaan en hunne kurken gordingen vertrouwende, konden ook gered worden; een er van werd meer dood dan levend naar huis vervoerd. Het eerst van de omstanders ging te water de heer Wesseling.
Men schrijft het ongeluk toe aan de minder goede keuze van het roeipersoneel, terwijl ook gebleken is dat de boot niet aan de te stellen eischen voldoet.

Belgische vischsloep ,,Remi” (1883)

Leidsch Dagblad 15 december 1883

Te Katwijk aan Zee is gestrand de Belgische vischsloep ,,Remi”, schipper Peboijsere, van Ostende, met verlies van roer, zeilen en is lek. De bemanning, bestannde uit 6 man, is gered en werd door de zorg van den burgemeester van het noodige voorzien. De schipbreukelingen zijn weer naar Ostende vertrokken. Gisternamiddag is het schip bij opkomenden vloed verbrijzeld.
Door den hoogen watervloed is het strand er op eenige plaatsen afgenomen. Eenige bommen bekwamen belangrijke schade. Het dak van de in aanbouw zijnde villa’s op het duin nabij het groot badhuis werd gedeeltelijk afgeslagen.
Hedennacht zijn aldaar nog twee booten voor den wal geweest, welke vuurpijlen aflieten. De reddingboot werd op het strand gebracht, doch vertrok niet, daar men, in de duisternis, geene verdere teekenen meer zag.

Leydse Courant 15 december 1883

Men meldt uit Katwijk aan Zee: Door den hevigen storm en hoogen watervloed werd het duin op sommige plaatsen afgenomen, men kon met moeite de bommen aan het strand vast houden, sommige werden tegen elkander geslagen en verkregen belangrijke schade.
Gisterenmorgen is alhier gestrand de Belgische vischsloep Remi, schipper Peboyere, te huis behoordende te Ostende; de bemanning, bestaande uit 6 koppen, werd gered. gisterennamiddag bij opkomende vloed werd het schip stukgeslagen.

(1880)

De Standaard 3 december 1880,

Uit Katwijk wordt van 30 dezer medegedeeld:
Gisteren, ongeveer tegen den middag, werd eene groote Engelsche stoomboot onder het ressort van de gemeente Wassenaar op het strand gezet. Eerst tegen 4 ½ ure kreeg men er te Katwijk bericht van. Onmiddellijk ging men derwaarts en werd de reddingsboot naar de strandingsplaats vervoerd. Ook de strandvonder was spoedig daat ter plaatse aanwezig. Men had de boot tengevolge van het mistige weder niet eerder gezien. Het stoomschip bleek te zijn de Allerwash, van Sunderland naar Rotterdam bestemd, en geladen met 680 last steenkolen. Spoedig waren door de reddingsboot, daar de zee kalm was, een aantal Katwijkers aan boord der boot gebracht en hielpen zij de lading ten deele over boord werpen. Heden namiddag is de boot met hoog water vlot geworden, daarbij geholpen door de sleepboot Simson van IJmuiden. De Katwijkers zijn mede naar Rotterdam gereisd.

Tweemaster gestrand (1877)

Leidsch Dagblad 24 november 1877

Men meldt ons uit Katwijk: Hedenmiddag is op de Noordwijksche kust gestrand een kofschip groot 60 last, geladen met haver, komende van Groningen en bestemd naar Londen. De schipbreukelingen, drie in getal, zijn door de Katwijksche reddingsboot aan wal gebracht, waarna zij verder hier in het dorp werden verpleegd.

Leydse Courant 24 november 1877

Te Katwijk aan Zee is heden middag een kofschip, tweemaster, gestrand, geladen met p. m. 60 last haver, met bestemming Groningen naar Londen. De bemanning, bestaande uit drie personen, is door de Katwijksche reddingsboot aan wal gebragt. Nog voor die van Katwijk was ook de reddingsboot van Noordwijk in zee gestoken om de redding te beproeven.

(1875)

Leidsch Dagblad 15 september 1875,

Te Katwijk had hedenmiddag een voorzeker niet alledaagsch voorval plaats. Twee jongens uit het weeshuis aldaar, na zich vooraf geheel te hebben ontkleed, ,,vermaakten” zich met langs het strand baden, toen zij opeens lust schenen te krijgen zich wat verder zee in te wagen. Zij begaven zich daartoe in een sloep, die zij vervolgens meer van het strand trachtten te verwijderen. In den beginne gelukte hun dit niet zonder moeite, totdat eindelijk een oostenwind hun evenwel wat al te veel in hunne plannen te hulp kwam en de sloep als ’t ware pijlsnel van het strand deed verdwijnen. Een der jongens, nog bijtijds het gevaar bespeurende waarin zij verkeerden, sprong oogenblikkelijk over boord en bereikte na veel inspanning het strand. De andere scheen echter minder tegenwoordigheid van geest gehad te hebben ; althans hij verdween met de sloep hoe langer hoe meer uit het zicht. In een oogenblik was, zooals men trouwens begrijpen kan, door dit ongewone schouwspel geheel Katwijk op de been, terwijl de reddingboot dadelijk werd in zee gelaten en een ander vaartuig de zeilen heesch. Te zamen ging men nu op de ontdekkingsreis uit, totdat eindelijk de bemanning der reddingboot bemerkte dat het andere vaartuig de sloep, die met het bloote oog bijna niet meer was te herkennen, meer en meer naderde, en ten laatste het geluk had den jongen van een bijna zekeren dood te redden en tot niet geringe blijschap der aan het strand verzamelde toeschouwers behouden op het droge te brengen, waarna hij met zijn nog tijdig aan het gevaar ontsnapten lotgenoot onder behoorlijk toezicht naar het gesticht te Katwijk-binnen werd vervoerd.

Noordsche brikschip Mariquinha (1874)

Leydse Courant 22 december 1874

Men schrijft ons uit Katwijk aan Zee van 19 December: Heden namiddag is alhier gestrand het Noordsche brikschip Mariquinha, kapitein M. Morck, komende van Frederikstad, bestemd naar amsterdam, geladen met hout. De equipage, bestaande uit 8 man, benevens de dochter van den kapitein, is met de reddingsboot gered. Men hoopt de lading te kunnen bergen.

Leidsch Dagblad 22 december 1874

Uit Katwijk aan Zee wordt ons van 19 dezer gemeld: Heden strandde alhier de Noordsche brik Marequina. De reddingsboot der Noord- en Zuid-Hollandse reddingsmaatschappij, bestuurd door den heer A. van Duin, was reeds des namiddags te twee uren in zee en mocht er te vier uren in slagen alle schepelingen, negen in getal, waaronder de dochter van den kapitein, te redden. Het schip is over de derde bank heengeslagen en zit thans op de tweede bank vast. Men hoopt de lading, welke uit hout schijnt te bestaan, te kunnen redden.

Leidsch Dagblad 02 januari 1875

Aan de N.R.Ct. meldt de oud-gezagvoerder A. Schaap uit Katwijk het volgende: Men heeft in de laatste tijden veel gehoord van het blijven, verlaten en stranden van Noordsche schepen met hout geladen. Doch Zaterdag, 19 dezer, is hier waarlijk eene curiositeit van dien aard gebeurd, die eenig in zijn soort is. toen zag men hier even na den middag een brik naderen; de wind was Noorden en NNO, frissche bramzeilskoelte, het had de fok bij en dichtgereefd voormarszeil en voorstenge stagzeil, groot ondermarszeil en gereefd bovenmarszeil en stuurde recht op den wal aan, terwijl de zeevarenden belangstellend redeneerden wat de reden zou kunnen zijn waarom dat vaartuig met deze gelegenheid, met ruimen wind, naar land stuurde; als het aan eenig ding gebrek had zou ten minste een vlag of een vlag in sjouw (met touwtjes bij elkaar gebonden)  toonen maar niets van dat alles; men zag het volk achterop bij elkaar staan kijken. Inmiddels werd de reddingboot van de Zuid-Hollandsche reddingsmaatschappij in zee gebracht, onder het bestuur van den heer Arie Van Duyn, vroeger kapitein in de Oost-Indische vaart, thans reeder alhier. Toen de boot buiten de branding was, was de brik dicht bij de buitenbank genaderd en hield toen naar de reddingboot, die al spoedig op zijde van haar was, waarna de ra’s bakboord werden aangebrast en zijn koers om de West gesteld, waarover wij ons verblijdden, tegen elkaar zeggende: zij zal nu spoedig op de ruimte zijn. Maar wat gebeurde? Even daarna werd de kluiver geheschen, de ra’s weer vierkant gebrast en het schip, afhoudende, stuurde recht op den wal aan; nu konden wij niet meer gissen; het duurde dan ook niet lang og het stootte even op de buitenbank en bleef vervolgens op de tweede bank zitten, en even daarna viel de groote mast met zeil en treil overboord, welke door den fokkemast gevolgd werd; eenige van de menigte toeschouwers hadden gezien dat er aan de masten gekapt werd, anders was het ook niet mogelijk dat door het stooten de masten zoo spoedig zouden overboord gevallen zijn. maar beschouwden wij dit als moedwil om de mogelijkheid te benemen om het schip dien nacht weer af te brengen. Intusschen kwam de reddingboot, die steeds bij de brik gebleven was, naar land (de equipage wilde het schip nog niet verlaten) en vertelde de heer Van Duyn met verontwaardiging dat hij bij het aan boord komen den kapitein gevraagd had of hij een loods wilde hebben, hetgeen geweigerd werd; op de vraag van den heer Van Duyn of hij het schip dan binnen wilde brengen werd ook weigerend geantwoord, maar wees hij, dat hij naar het strand wilde, dat toen dadelijk werd ten uitvoer gebracht. Later is de reddingboot weer naar het schip gegaan, die toen de equipage, alsook een dame, die men zeide dat de kapiteinsdochter was, allen behouden aan land heeft gebracht. Des nachts met hoog water hebben manschappen die nog op strand waren de brik over de tweede bank gehaald en staat deze nu met laag water geheel droog; het schijnt nog een nieuw vaartuig te zijn, Mariguinha heeten; men zegt dat het vijf jaren oud is, alles ziet er even flink en goed uit.