De Maasbode 13 februari 1889,
De duizenden en duizenden uit ’s-Hage die Zondagmiddag van den helderen winterdag profiteerden om de verwoesting te gaan zien, door den storm aan vloot en duinen te Scheveningen aangericht, kregen nog een onverwacht schouwspel. Nabij de kanonnen stond nl. een fraaie driemaster op het strand, een Engelsche stalen bark, die even voor het aanbreken van den dag op de tweede bank was geloopen.
Toen de dag aanbrak en men het schip had opgemerkt, werd onmiddellijk om de reddingstoestellen gezonden, die om 7 uur aankwamen. Intusschen hadden twee man van de equipage reeds getracht, verbinding met den wal te maken, maar de lijn, die zij medenamen in hun bootje, brak onderweg. Een Katwijker die des namiddags landde heeft het bootje met de twee man opgenomen.
Toen Pieter Thomas intusschen zijn vuurpijltoestel gereed had, was het gevaar voor de 23 man aan boord geweken; want de pijl trof haar doel en de reddingsboot kon toen gemakkelijker het schip naderen en de Engelschen aan land brengen. Toch had de reddingsboot, – bemand door Jacob Van Duyn, kapitein, L. Spaans, Joh. Van Duyn, W. Visser, J. De Niet, J. A. en J. Bal, G. De Lange, J. Verburg, J. De Vrindt, P. De Jong en J. P. Groen, – ’t bij het schip hard te verantwoorden, door de branding, het wassende water en de hooge ligging der bark. In vier partijen werd de equipage naar het strand geroeid, de kapitein en de 1e stuurman het laatst. (De 2e stuurman was ’s nachts over boord geslagen.)
De Katwijksche reddingboot, met den burgemeester De Ridder, die uit was gegaan om een in gevaar verkeerdenden Oostendeschen kotter bij te staan, heeft ook goede diensten bij de redding bewezen.
In de reddingboot ging ook de oud-scheepskapitein Van Veen uit ’s-Hage, mede.
In het Kurhaus werden de schipbreukelingen leifderijk verpleegd. De doctoren Van der Mandele en De Vries, die daar hun diensten aanboden, hadden gelukkig niets te doen; de geredden waren allen volmaakt wel.
De bemanning bestaat uit Denen, Noren, Ieren, Duitschers en 1 Hollander, Berend Kleine, geb. te Zwolle, oud 28 jaar.
Het schip is de Ben Avon, kapitein James Brook, van Hamburg naar Sydney met een lading stukgoederen bestemd. Het was vier dagen geleden van Hamburg vertrokken, met een Hamburgschen loods aan boord, die, wegens de gelijkenis van het licht van den Scheveningschen vuurtoren met het Engelsche licht te Kentishknock, dacht aan de Engelsche kust te zijn.
Daardoor heeft hij het schip Z.Z.W. gestuurd, waardoor het recht op het strand liep. Het is lek gestooten en had 15 voet water in, toen het werd verlaten.
Als een bijzonderheid kan nog worden medegedeeld, dat kapitein Brook thans voor de vierde maal zijn schip verloor, waaronder tweemaal stoombooten.
Toen de heer Vernée, de commissaris van politie, de équipage in het Kurhaus had onder dak gebracht, deed hij den Britschen gezant waarschuwen, die om half 12 aankwam en een onderhoud had met den kapitein en met de heeren Vernée en Reiss.
De bemanning blijft voorlopig op het Kurhaus, terwijl de kapitein van meening is, dat het schip wegens ’t lek en ’t daardoor ingekomen water, niet meer naar zee zal kunnen getrokken worden.
gisteren is men begonnen, de lading te bergen, met Scheveningsche schuiten van de redders P. en A. De Mos, T., M. en J. Den Dulk, Waterreus enz., die de geloste goederen naar IJmuiden zullen brengen. Als het schip ontruimd is, zullen de sleepbooten Simson en Hercules, die langs de kust krijsen, beproeven het schip af te brengen, waartoe een overeenkomst met de heeren Konijnenburg te Katwijk is aangegaan.