Leidsche Courant 7 maart 1973
KATWIJK – ,,Als je schipbreuk wilt lijden” moet eens een Duits kapitein hebben gezegd, ,,doe het dan voor de Nederlandse kust. Daar is de best georganiseerde reddingsorganisatie ter wereld”. Dat zou best wel eens waar kunnen zijn. Een kijkje in het K.N.Z.H.R.M.-botenhuis van het station dat bekendheid geniet omdat er nooit iets te doen is, leert dat mensen en materiaal paraat zijn. Eerste motordrijver J. Hottenga gunt ons een blik in en om de 10 ½ meter lange Barend van Sprekens, Katwijkse strandreddingsboot.
In de negen jaar dat de heer Hottenga als opstapper en later als motordrijver tot de vaste bemanning behoort van de Barend van Sprekens is hij slecht drie maal uitgevaren voor werkelijke problemen. Eén maal toen zich een carterexplosie voordeed aan boord van een kotter. Een tweede keer toen een gekaapte marine Neptune vlak voor de Katwijkse kust in zee stortte en nog één maal toen er een plezierjachtje was vast gelopen.
,,Die pleziervaarder had weinig benzine en had Katwijk als haven op z’n kaart staan. En die is er niet, dus kwam hij vast te zitten”, zegt de heer Hottenga, zittend op één van de vochtige stoelen die in het kamertje van het botenhuis aan de Rijnmond staan waar zich ook zender en telefoon bevinden.
Hoe gaat het nu in z’n werk als de hulp van de K.N.Z.H.R.M. nodig is? ,,Bij grotere reddingen” zegt de heer Hottenga, ,,varen de grote havenreddingboten uit: de Bernhard van Leer die in Scheveningen is gestationeerd en de Johanna Louise die IJmuiden als thuishaven heeft. Die schepen liggen al in het water, varen sneller en ze zijn er altijd eerder bij dan wij. Ze zijn zeker voor de schipbreukelingen een stuk comfortabeler. Er zit verwarming in en men kan binnen zitten. Dat kan in de Barend van Sprekens ook wel, maar alles is veel primitiever”.
De gehele bemanning van de Katwijkse motorstrandreddingboot staat buiten op het schip. In het midden van de boot is een kleine opbouw, een soort buiskap, waaronder de ,,machinekamer” van het vaartuig schuilgaat. Het is bereikbaar via een klein mangat, ,,Er kunnen acht mensen in” zegt de motordrijver. Iets wat wij ons nauwelijks kunnen voorstellen.
Terug naar de reddingsoperatie. Wanneer een schip zich te dicht bij de kust bevindt is er pas werk voor de bemanning van de strandreddingboot. De Barend van Sprekens heeft namelijk een diepgang van slechts 65 cm.
Bij ieder station is een plaatselijke commissie. De secretaris daarvan, de heer C. Taat, krijgt een melding en waarschuwt de bemanning en de andere leden van de plaatselijke commissie. Onder voorzitterschap van burgemeester A. G. Vermeulen wordt door de commissie bepaald of de strandreddingboot al dan niet zee zal kiezen. Men kan namelijk ook besluiten gebruik te maken van een lijnwerp- en wippertoestel. Zodra echter de boot in het water ligt zijn de beslissingen aan schipper C. Kruyt. Aan boord zijn dan behalve genoemde schipper en motordrijver: Stuurman P. van Duijn en de drie opstappers L. Rovers, J. de Best Jr. en T. P. Konink en niet te vergeten ,,scheepsarts” I. W. J. Schonenberg.
Zodra er moeilijkheden zijn op een schip wordt dat al doorgegeven aan de kustplaatsen waar het vaartuig eventueel zou kunnen stranden. In elk van die plaatsen worden dan al voorzorgsmaatregelen genomen. Vaak voor niets. Maar altijd ruimschoots op tijd om de gehele Rijnmond af te rijden naar het strand, ritje van gemiddeld twintig minuten per tractor. Dat is afhankelijk van de plaats waar de boot is gestrand.
De wagen waarop de Barend van Sprekens staat wordt door de speciale waterdichte tractor zover in zee gereden dat de rupsbanden van de wagen net onder het wateroppervlak verdwijnen. Door een duikelmanoeuvre wordt de boot dan het water in geschoven. De tractordrijver en de wagenbaas blijven op het strand achter en maken het achterblijvend materieel klaar voor de terugkomst.
Ligt het schip erg dicht onder de kust, zo dicht dat ook de strandreddingsboot er niet meer bij kan komen, dan maakt men gebruik van het lijnwerp- en wippertoestel. Dat is een lanceertoestel dat een kabel door de lucht over het schip werpt. Daarmee kan een sterke kabel naar het schip worden toegetrokken waarmee een stevige verbinding met de wal tot stand komt.
Aan de dan ontstane ,,kabelbaan” kan een reddingsbroek worden heen en weer geschoven, waardoor de bemanning veilig de kant kan bereiken.
De heer Hottenga vreest dat het station in Katwijk in de toekomst wel meer werk zal krijgen. Het zeezeilen neemt hand over hand toe. ,,En als je ziet met welk materieel sommigen de zee op durven dan hou je je hart vast”.
Het reddingswerk is de grote hobby van de heer Hottenga, zelfs zo groot dat hij met een diaserie lezingen geeft over het reddingswezen. Passief werkt hij daardoor ook mee aan de K.N.Z.H.R.M. want hij heeft bij die gelegenheid al menig donateur voor zijn in grote financiële nood verkerende Maatschappij kunnen winnen.
,,Wat voor een ander voetballen is of klaverjassen is voor ons de boot. Het is vrijetijdsbesteding waarmee je een ander nog uit de ellende kan helpen ook”, zegt de motordrijver die in het dagelijks leven politieman is.
Zes tot acht keer per jaar gaat de Barend van Sprekens op oefentocht. De data daarvan staan nooit van tevoren vast. ,,We gaan als het een zeetje is”. deelt de heer Hottenga mee. ,,dan is het tenminste een beetje leuk”.
De Barend van Sprekens stamt uit 1935. Zeer regelmatig wordt hij echter naar de Katwijkse firma Taat gereden, waar hij helemaal wordt nagezien. ,,Er is dus van de eigenlijke boot al vrijwel niets over. ,,Met materieel wil de Maatschappij geen enkel risico lopen. Alles moet in optimale staat verkeren. Terecht, want het leven van de bemanning staat op het spel. Een bemanning die samen met brandweerlieden een groep in onze samenleving vormen die bereid is zijn leven in te zetten om anderen te redden.
Willem Chr. Nijeboer.