Leidsch Dagblad 5 maart 1949
,,Een mooi schip”, zegt schipper Jonker, ,,maar het kost geld”
Het is lang niet altijd spelevaren
(van een onzer redacteuren)
DE WILDE STORM IS UITGERAASD.
Nog herinneren zandbarriëres in Katwijks straten aan de angstige dagen van menig vissersgezin, nog staan hier en daar langs onze kust de resten op het strand van wat eens trotse schepen waren, maar de natuur heeft haar krachten weer opgeborgen en geeft de zeearenden weer een – korte of lange – rust.
Toen wij ons enige dagen geleden ons tegen de vlagen van de Noordwester trachtten staan de te houden op het smalle strookje zand tegen de duinhelling, dat het lange tijd nog van het vlakke strand had gespaard, gingen onze gedachten uit naar hen, op wie juist in deze razernij telkenmale een beroep wordt gedaan, om de woede der elementen te trotseren, teneinde andere mensenlevens aan haar greep te ontnemen: de mannen van de reddingsboten, die gewoonlijk het leven lijden van een landrot, maar in ogenblikken van het grootste gevaar op zee de baren trekken.
Een van de vele posten langs onze kust, waar deze mannen in storm klaar staan om desnoods ten koste van zichzelf anderer leven te behouden, is in Katwijk gevestigd. Hoe kan het ook anders, in dit dorp van zeevarenden bij uitstek?
In een loods bij het strand huist een – vergeleken bij de dreigende golven van een storm – nietige roeireddingsboot. De zoveelste in de geschiedenis van het Nederlandse reddingswezen, maar toch een oud, wel is waar in prima conditie, maar toch niet beschikkend over de mogelijkheden van het modernste materiaal. Vijf maal per jaar trekt de bemanning van tien roeiers de boot door de branding, om vergroeid te blijven met dit schip, waarop eens door vele mensenlevens een beroep kan worden gedaan onder de zwaarste omstandigheden. Vijf maal per jaar dirigeert schipper C. Jonker zijn mannen als bij een spelevaart het wijde water op en later terug naar de ,,thuishaven”.
NEGEN EN DERTIG JAAR PARAAT.
Als bij spelevaart?
Vaak wel, niet altijd. Toen wij schipper Jonker dezer dagen eens opzochten, hoorden wij, hoe hij nu negen en dertig jaar geleden roeier van de toenmalige reddingsboot werd. ,,Ja ziet u de animo om roeier te worden was toen niet zo bijster groot. In 1910 was de boot, bij een oefentocht, omgeslagen, en dan is het natuurlijk ineens wat moeilijker, om een geschikte bemanning bij elkaar te krijgen. Sinds m’n tiende jaar had ik gevaren op vissersboten, en toen ik een baan bij de politie kreeg, wilde ik nog wel eens de zee zien, zodat ik mij toen maar heb opgegeven.”
Negen en dertig jaar geleden. Eerst roeier, daarna voorman, vervolgens reserveschipper, en nu achtien jaar geleden schipper geworden. De huidige reddingboot was er toen al. Die is nu acht en twintig jaar oud. Maar dank zij de zorgen van de Reddingmaatschappij nog in prima conditie.
Schipper Jonker, die na zijn ontslag uit politiedienst door de Duitsers bij het bedrijfschap voor visserijproducten in dienst trad en daar thans de functie van controleur vervult, vertelde ons hoe de bemanning, geheel samengesteld uit met een genoeglijke grijns, is de boot nog eens een hele nacht op zee geweest.
De Duitsers hadden iets zien drijven, een leeg vlot of iets dergelijks, en onmiddellijk werd de reddingsboot er op afgestuurd. Hele nacht op zee geweest, grotendeels aan het anker. Gezocht is er niet, en de volgende ochtend keerde de boot ,,onverrichterzake” terug, met een verspeeld anker en een tevreden, niet overwerkte bemanning…….
Daadwerkelijke hulpverleningen komt niet dikwijls voor. Daarvoor is Katwijk tezeer tussen twee havens gelegen, juist in een lichte bocht in de kust, waardoor direct voor het operatieterrein van deze reddingspost (van Noordwijk tot Wassenaar) weinig kans bestaat op ongelukken.
In 1933 is voor laatst hulp geboden, toen schipper Jonker en zijn mannen het genoegen smaakten, de bemanning van de gestrande Scheveningse logger behouden aan wal te brengen.
De vrijwillige krachten die geen betaling voor hun diensten ontvangen maar dit zuiver uit plichtsbetrachting en naastenliefde doen, vroeger tienmaal per jaar placht te oefenen, doch dit werd bezwaarlijk in verband met hun gewone werk. Meestal zijn de tien leden van de bemanning werkzaam in een landberoep, zoals metselaar, timmerman, een functie in een visserijindustrie e.d. In verband daarmee zijn sinds geruime tijd slechts vijf uitvaarten per jaar als oefening gebruikelijk.
In de afgelopen oorlogsjaren is dat wat moeilijk geweest. Oefentochten mochten niet meer gemaakt worden, maar in 1941, zo vertelt schipper Jonker
NIEUWE BOOT…..ZONDER HUIS.
Toch heeft de Reddingsmaatschappij het nuttig geoordeeld, een nieuwe boot, nu een motorreddingsboot, in Katwijk te poseren, en het schip staat reeds op stapel. Nog dit jaar, aldus schipper Jonker, wordt de boot voltooid. ,,Een mooi schip, dat door de modernere inrichting grotere mogelijkheden biedt”.
Een roeireddingsboot moet voor het in zee gaan nauwkeurig bepalen, waar kracht van riemen en storm het notedopje na verloop van tijd zullen brengen. Wordt het schip-in-nood net gemist, dan moet worden teruggekeerd naar het strand, opnieuw gereden naar boven het schip, hoger op de wind en het tijd derhalve, om daar nogmaals de zee op te gaan voor een nieuwe poging. Een motoreddingsboot kan de kracht der elementen overwinnen en kan ook tegen storm en stroming in een hulpbehoevend schip bereiken. Zo zijn er nog meer voordelen.
ER ZULLEN ZES ROEIERS AAN BOORD VAN DE NIEUWE BOOT ZIJN.
De boot mag dan al op stapel staan, Katwijk heeft er nog geen huis voor!
Onlangs is er in de gemeenteraad al over gesproken, maar nog is geen beslissing gevallen over waar de nieuwe loods moet komen te staan. De huidige loods is te smal, en ook de nu gebruikte wagen voor het vervoer tot in de branding voldoet niet voor de nieuwe boot. Dat alles moet nog geregelde, aangeschaft….. en betaald worden. Daar zal nog wel ƒ. 30.00.- in gaan zitten.
ONS REDDINGSWEZEN STEUNT OP GIFTEN.
Een bedrag, dat geheel uit giften moet worden samengebracht. Want dat is het mooie van ons reddingswezen. Niet alleen geven de bemanningen er zonder tegenprestatie hun krachten aan en hebben er hun leven voor over, ook het materiaal wordt vrijwillig bekostigd, dus niet uit subsidies van overheidswege, maar uit particuliere schenkingen. Daar is heel wat voor nodig! Als ieder Nederlander dat eens wist en besefte, en begreep wat Nederland als zeevarend volk voor verplichtingen heeft tegenover hen, die de zee bevaren, landgenoot of vreemdeling.
Schipper Jonker, 61 jaar oud nu hoopt nog een jaartje op de nieuwe boot te varen om daarna dit werk aan jongeren over te laten. Dat zal wel gaan als het nieuwe botenhuis zo spoedig mogelijk tot stand komt. Een en zestig jaar maar waarlijk nog niet oud is schipper Jonker nu. De hand die hij ons ten afscheid bood, toen het werk weer riep, was nog stevig genoeg om het roer te hanteren….