Leidsch Dagblad 11 juli 1939
Gisteravond om half negen heerschte bij de Oude Kerk de als steeds groote belangstelling, wanneer de reddingboot van de N.Z.H.R.M. een oefentocht op zee gaat maken. In de loods hadden de leden der bemanning hun oliejassen aangetrokken, de zuid-westers opgezet en de zwemgordels omgedaan.
Ditmaal viel het op, dat de schipper C. Jonker en de roeiers in het nieuw gestoken waren; de gele oliejassen blonken in het schijnsel van de reeds ondergaande zon!
Het te water laten van de reddingboot had het gewone verloop, alleen het aantal toeschouwers was nog grooter dan enkele weken geleden, in verband met de aanwezigheid der badgasten, die toen voor het meerendeel nog ontbraken.
Het weer was aantrekkelijk voor een oefentocht n.l. een stevige briesje en een niet al te kalme zee. Deze veroorzaakt dan, dat er eenige krachtsinspanning moet uitgeoefend worden om de branding te overwinnen, wat gepaard gaat met het uiteen spatten der golven over de boeg van de boot heen, wat steeds de groote attractie van zulk een tocht is. Om half tien wist schipper Jonker de boot weer veilig op het strand te zetten.
Daar waren aanwezig de leden der plaatselijke commissie van de N.Z.H.R.M. burgemeester W. J. Woldingh v. d. Hoop en de heer W. Taat.