AlgemeenContactblad

 

Algemeen

 

De leden van de Speciaalclub Zang NZHU wonen verspreid over Nederland. Het clubblad is daarom een belangrijk middel om elkaar te informeren en ervaringen uit te wisselen. In het Contactblad vindt men verslagen van de door de Speciaalclub georganiseerde activiteiten en artikelen met betrekking tot het houden en fokken van zangkanaries, i.h.b. harzers, waterslagers en timbrado's.
Uitgangspunt is om drie keer per jaar een editie van het Contactblad uit te geven.

Op deze site is de laatste editie van het Contactblad integraal geplaatst.
Elders op deze site vindt men ook, op onderwerp gerubriceerde, artikelen uit vorige edities van het Contactblad.

De eindredactie en distributie van het Contactblad is in handen van:
Jaap Plokker
Hercules 86
2221 MD Katwijk

TOP

 

 

Laatst verschenen edities Contactblad

Hieronder vindt men de in 2024 verschenen edities van het clubblad van de Speciaalclub Zang NZHU.

Contactblad Speciaalclub Zang NZHU

De Speciaalclub Zang NZHU is aangesloten bij de Nederlandse Bond van Vogelliefhebbers

Februari 2024, 40e jaargang, nr. 1

Inhoudsopgave
Voorwoord
Afluisterochtend 25 november 2023.
Verslag clubkampioenschappen 2023
Overwegingen omtrent het op zang komen van jonge zangkanaries

-O-

 

Afluisterochtend 25 november 2023     

door Jaap Plokker

Op zaterdag 25 november 2023 werd voor de twaalfde keer een afluisterochtend georganiseerd. Behalve het met elkaar, hopelijk, genieten van mooie kanariezang is deze activiteit ook bedoeld om zich verder te bekwamen in het kritisch luisteren en beoordelen van het lied.

Onze gebruikelijke afluisteractiviteit werd gehouden op zaterdagochtend 25 november 2023. Er was dit jaar weinig belangstelling. Drie liefhebbers hadden vogels meegenomen, t.w. Rob Bisschops, Jaap Plokker en Jan Zonderop. Tinus Teeuwen en Piet Hagenaars completeerde het gezelschap tot vijf.

Alvorens de vogels op tafel kwamen werd eerst onder het genot van een door Piet Hagenaars gezet kopje koffie de laatste nieuwtjes uitgewisseld.

Voordat er naar de eerste vogels werd geluisterd vroeg Jaap Plokker in het achterhoofd te houden welke twee viertallen het meeste indruk hadden gemaakt. Hij had bij de visboer twee gerookte ‘mekrieltjes’ gekocht en die moesten aan het eind toch een terechte bestemming krijgen. Om 10.15 u. kwamen de eerste vogels op tafel en vervolgens konden alle meegenomen waterslagers hun zangkunsten vertonen.

Verloop
Over de gehele linie zongen de meegenomen vogels goed door en viel er dus veel te bespreken. De vogels van Rob Bisschops vielen op door een heel mooie tjokkenpartij. Soms waande je je in de duinen tussen de nachtegalen.
Jan Zonderop heeft in de loop der jaren een stam opgebouwd waarin het waterwerk goed vertegenwoordigd is. Ook dit keer zongen de acht vogels van Jan een mooie klokkende waterslag. Hoewel Jan niet zo veel mannen had gekweekt was toch opvallend dat zijn twee viertallen zo verschillend van zang waren. Het ene viertal zong veel krachtiger en gevarieerder dan het ander. Jan gaf aan dat hij nog altijd met twee lijnen kweekt en dat dit in het lied van de vogels te horen is.
De vogels van Jaap Plokker waren minder sterk in het klokkend waterwerk dan die van Jan, maar sterker in het binnenlied. Sinds Jaap bij Jan vogels met een klok heeft gekocht is bij hem de kokkende waterslag beduidend beter geworden.
Omstreeks half twaalf waren alle vogels uitgebreid op tafel geweest en besproken en moesten de gerookte ‘mekrielen’ worden verdeeld. Jaap besloot Jan en Rob er elk één mee te geven.
Jammer dat er maar weinig kwekers en vogels waren, maar desondanks hebben de aanwezigen een gezellige en leerzame ochtend gehad.

 
Afluisterochtend 25 november 2023. Vlnr. Piet Hagenaars, Jan Zonderop, Tinus Teeuwen en Rob Bisschops.

-0-

Verslag Clubkampioenschappen 2023

door Jaap Plokker

Van 21 t/m 23 december 2023 organiseerden we onze 37e clubkampioenschappen. Voor de zesde keer vond dit evenement plaats in het gebouw van Stichting Kleindierensport Katwijk, tevens het clubgebouw van vogelvereniging ‘De Kanarievogel’.

In het verslag van onze 36e clubkampioenschappen in clubblad 2023-1 gaf ik aan hoe snel het aantal deelnemers aan onze clubkampioenschappen aan het dalen was. De voortekenen voor onze 37e kampioenschappen waren niet gunstig toen voor de tentoonstelling van de vogelvereniging ‘De Kanarievogel’ vijftig waterslagers minder werden ingeschreven en een keurmeester moest worden afgezegd. Voornaamste oorzaken: ziekte en grote sterfte van jonge mannen bij een van de waterslagerkwekers en vogelgriep, waardoor een lid zijn vogels thuis moest houden. Ook voor onze wedstrijd konden Tinus Teeuwen en Freek Schot om genoemde redenen geen vogels inschrijven. Henny Kling moest eveneens verstek laten gaan vanwege serieuze problemen met zijn eigen gezondheid en Jan de Bruine, ook een van de deelnemers in 2022, had vanwege gezondheidsproblemen in 2023 niet kunnen kweken. Mede om genoemde redenen waren er maar acht deelnemers en hadden we ruim honderd waterslagers minder dan vorig jaar. De exacte cijfers waren als volgt: er werden 144 waterslagers ingeschreven verdeeld over 16 stammen, 18 stellen en 44 enkelingen, waarvan 10 C vogels. Ook wij waren genoodzaakt Jan de Bruine te melden dat we als gevolg van minder inschrijvingen voor hem geen vogels te keuren hadden. Het kleiner aantal deelnemers en vogels drukte overigens geenszins op de stemming en de studiedag was vertrouwd gezellig.

 
37e clubkampioenschappen, 21 december 2023. De koffers worden klaargezet en de keurkamers opgehaald om opgezet te worden. Vlnr. Boudewijn van der Stelt, Piet Hagenaars, Krien Onderwater en Gerard van Zuijlen.

Opbouw en inkooien 21 december 2023
Op donderdag 21 december 2023 was ca. 10.00 u. de opbouwploeg, bestaande uit Piet Hagenaars, Krien Onderwater, Jaap Plokker, Dirk van Rijn, Boudewijn van der Stelt en Gerard van Zuijlen in het gebouw present om de keurkamers met toebehoren op te bouwen en de tafels met vervoerkoffers  klaar te zetten voor het inkooien, etc., etc. Vanwege de 144 ingeschreven waterslagers waren er maar drie keurmeesters nodig en moesten er dus ook maar drie keurkamers opgezet worden. Zoals gebruikelijk had de vogelvereniging ‘De Kanarievogel’ begin december gebruik gemaakt van ons wedstrijdmateriaal en bij het pakken van het voor hen benodigde materiaal waren  tevens de door ons te gebruiken extra keurkamer en koffers naar binnen gehaald. Alles stond dus al klaar in het gebouw en met zoveel behulpzame handen verliep het opbouwen gesmeerd. Omstreeks 11.30 u. stond nagenoeg alles op z’n plek en konden de inkooiers de inzenders ontvangen. Inmiddels was ook Jan Zonderop gearriveerd, die het inkooien  met Piet Hagenaars zou begeleiden. Even na half acht kwam Rob Bisschops zijn vogels brengen. Rob kan niet eerder komen, omdat hij ook nog een winkel in rookwaren te runnen heeft. Brood op de plank is nu eenmaal belangrijker dan een liefhebberij. Vervolgens werd begonnen de door desbetreffende keurmeester te keuren vogels bij z’n keurkamer te zetten. Ook dit verliep heel vlot en om 20.00  u. konden de lichten uit en iedereen naar huis.

 
37e clubkampioenschappen, 21 december 2023. De opbouwploeg aan de koffie. Vlnr. Krien Onderwater, Gerard van Zuijlen, Piet Hagenaars, Boudewijn van der Stelt en Dirk van Rijn.

Keuringsdag 22 december 2023
De keuringsdag, vrijdag 22 december 2023, begon voor Piet Hagenaars en Jaap Plokker om 07.30 u. met het ‘luchten’ van de zangkanaries en vervol-gens het aanzetten van het koffiezetapparaat. Tegen ca. 08.30 u. kwamen als eersten de keurmeesters Toon van Gestel en Willy Kling binnen. Kort daarop arriveerde ook Krien Onderwater. Hij woont in Rijnsburg en kon het dus op de fiets af. Onder het genot van een kopje koffie met kerststol was het gesprek zo geanimeerd dat de tijd werd vergeten en Krien Onderwater om 09.10 u. de aanwezigen de vraag stelde of er eigenlijk nog gekeurd moest worden. Na het welkomstwoord van Jaap Plokker kregen de keurmeesters de blinde lijst uitgereikt en konden om 09.20 u. de eerste vogels op tafel gezet worden. De vogels werden dus door drie keurmeesters beoordeeld: Toon van Gestel, Willy Kling en Krien Onderwater. Zij kregen eerst de enkelingen vervolgens de stellen en tenslotte de stammen op tafel.

 
37e clubkampioenschappen, keuringsdag, 22 december 2023. Waterslagerkeurmeester Toon van Gestel beoordeelt naar wat na de keuring de kampioenstam zal blijken te zijn.

Ik weet niet hoe het anderen vergaat,  maar voor de wedstrijd volg ik de weerberichten op de voet. Het weer kan invloed hebben op de zanglust van onze vogels. Niet dat je er iets aan kunt veranderen, maar je wilt natuurlijk wel dat de vogels op de keuringsdag een topprestatie leveren. Ik herinner me nog een keuringsdag in de school aan de Jan Evertsenlaan in Katwijk. Voor de dinerpauze zongen de vogels alsof het een lieve lust was. Tijdens het eten sloeg het weer volledig om met wind en buien en in de loop van de middag kwam de ene na de andere keurlijst met een ‘NG’ binnen.  
Voor donderdag 21 december 2023 voorspelde het KNMI veel regen en wind. Tijdens het inbrengen van de vogels gierde storm ‘Pia’ rond het gebouw. Daar kwam nog bij dat ‘buurman’ voetbalvereniging ‘Katwijk’ die avond een bekerwedstrijd tegen eredivisionist Almere City moest spelen, hetgeen met het nodige vuurwerk gepaard ging. Toen op donderdagavond bij de vogels het licht uitging was het dus allerminst rustig in het gebouw. De volgende dag zou de wind wel minder worden, maar nog met een windkracht zes blijven waaien. Hoe zou dit alles de zanglust van de vogels beïnvloeden? De eerste berichten die vrijdagmorgen uit de keurkamers kwamen waren hoopvol: de vogels zongen lekker door en dat zou de hele dag zo blijven.

 
37e clubkampioenschappen, keuringsdag 22 december 2023. Als twee tortelduifjes zaten Tiny en Jan Zonderop een groot deel van de keuringsdag dicht naast elkaar. Tiny was kort daarvoor aan één van haar ogen geholpen en ze hadden besloten samen de keurlijsten in te voeren in de computer.

Terwijl de keurmeesters de vogels beoordeelden en de keurbriefjes invulden was elders in het gebouw het wedstrijdsecretariaat in vol bedrijf: Piet Hagenaars verzamelde de keurlijsten, schreef de namen en ringnummers er op en Jan en Tiny Zonderop voerden in de computer de resultaten in. Tiny was in de week daarvoor in het ziekenhuis aan één van haar ogen geholpen en hoewel het kijken goed ging hadden Tiny en Jan besloten om het invoerwerk samen te doen. Om 12.30 u. werd de keuring onderbroken voor een aperitiefje en omstreeks 12.45 u. kon iedereen aan tafel. Er stond een door Gerard van Zuijlen verzorgde broodmaaltijd gereed en voor degene die belangstelling had was er ook nog een door Jaap Plokker gekookte kom snert. Niemand liet verstek gaan en bij een tweede rondgang bood vrijwel iedereen zijn kom aan om die opnieuw met erwtensoep te laten vullen. De pan ging helemaal leeg.
Na de maaltijd, waarvoor uitgebreid de tijd werd genomen en het ene na het andere verhaal over tafel ging, togen de keurmeesters weer aan het werk.

 
37e clubkampioenschappen, keuringsdag, 22 december 2023. Keurmeesters, bestuur en medewerkers aan de middagmaaltijd. Van links naar rechts herkenbaar in beeld: Krien Onderwater, Piet Hagenaars, Gerard van Zuijlen, Jaap Plokker en Willy Kling.

Omstreeks 16.00 u. waren alle vogels gekeurd en kon men aan de slag om de keurkamers af te breken, de waterslagers weer op volgorde te zetten en na te lopen op water en voer en de opstelling voor het afluisteren op zaterdag klaar te zetten.
Daarna was aan vrijwel iedereen een welverdiende rust gegund. Dat gold niet voor Jaap Plokker en Piet Hagenaars die nog een klusje te klaren hadden: het in orde maken en drukken van de catalogus en de oorkondes die daags daarop respectievelijk aan de inzenders en prijswinnaars zouden worden uitgereikt. Toen Jaap ca. 19.30 u. weer terug in het gebouw kwam bleek Piet, die niet naar huis was gegaan om te eten, in de tussentijd de oorkondes had gesealed en de catalogus had gedrukt. Rond 20.00 u. zat het werk er op en konden ook zij naar huis.

Studiedag 23 december 2023
Op zaterdag 23 december hadden we onze traditionele studiedag. De dag begon met het vaste ritueel van het open zetten van de koffers zodat de vogels konden eten en drinken. Om 09.00 u. arriveerde Krien Onderwater en konden de ringen van de belangrijkste prijswinnaars gecontroleerd worden.
Vanaf 09.30 u. druppelden de eerste mensen binnen en ca. 10.00 u. opende  Jaap Plokker de studiedag met een korte toespraak, die besloten werd met de bekendmaking van de  prijswinnaars. Vervolgens werden de catalogi en keurlijsten uitgedeeld. Nadat die in ontvangst waren genomen volgde een periode waarin men het erg druk had met het bestuderen van de catalogus, de eigen keurlijsten en die van de tafelgenoten. Inmiddels was het aantal bezoekers gegroeid en het dus de hoogste tijd om de eerste vogels af te luisteren. Naast inzenders waren ook Tinus Teeuwen, die vanwege een epidemische ziekte onder zijn waterslagers vrijwel al zijn jonge mannen had verloren, en Andries Gort aanwezig. Alhoewel al jaren geleden gestopt met het keuren en kweken van waterslagers slaat Andries, als het enigszins mogelijk is, geen studiedag over om naar waterslagers te komen luisteren. In de loop van de ochtend verschenen ook Willy Kling met, tot ieders verrassing, zijn broer Henny. Het deed iedereen deugd Henny te zien, want een aantal weken geleden lag hij nog in een kritieke gezondheidssituatie in het ziekenhuis.
Gezien het te verwachten bescheiden aantal aanwezigen was besloten de vogels af te luisteren in het achterste gedeelte van de vergaderzaal, zodat de kachel in de tentoonstellingsruimte op een lage stand kon blijven staan.

 
37e clubkampioenschappen, studiedag, 23 december 2023. Nadat de catalogi en de keurlijsten waren uitgedeeld was er aanvankelijk alleen aandacht voor deze stukken. Van links voor met de klok mee: Krien Onderwater, André Toet, Andries Gort, Boudewijn van der Stelt, Tinus Teeuwen en Jan Zonderop.

Om ca. 10.30 u. begon de eerste afluisterronde. Naast de hoogste stellen en enkelingen had Jaap Plokker ook een aantal vogels ‘met een verhaal’ uitgekozen om op tafel te zetten. Zo kregen de afluisteraars een stam van Rob Bisschops voorgeschoteld met een hele mooie tjokkenpartij. Ook werden van Jaap Plokker twee waterslagerbroers op tafel gezet, waarvan de één zich nog in een verregaande fase van studiezang bevond. Jaap legde de aanwezigen de vraag voor wat de oorzaak zou kunnen zijn van het verschil in ontwikkelingsfase van hun lied. Beide broers kwamen uit hetzelfde nest, waren eind april geboren en zouden dus beide volop op zang moeten zijn. Tot een eensluidend antwoord kwam men niet. Krien Onderwater gaf aan dat hij had gekweekt met een aangekochte man die heel laat op zang was gekomen en constateerde bij nakomelingen van deze man hetzelfde gedrag. Hij vermoedde daarom dat het laat op zang komen van jonge mannen wel eens een erfelijke oorzaak zou kunnen hebben.
De meeste discussie ontlokte een stam van Willy Kling. Krien Onderwater had ze gekeurd en nadat hij ze op papier had staan had hij eerst Jaap Plokker erbij geroepen en later voegden ook Jan Zonderop en Toon van Gestel zich in de keurkamer. Krien had voor de vogels geen punten voor rollende waterslag gegeven, omdat hij van mening was dat de snelste vorm van waterslag nog steeds klok was en geen rollende waterslag. In de keurkamer ontstond tussen de vier al snel een discussie waarbij de een de toer als rol en de ander hem als klok zou beoordelen. Jaap vertelde dat hij ook een stam van Willy bij Toon van Gestel had gehoord, die zonder twijfel rollende waterslag zongen, maar deze vier waren anders en ook hij neigde er naar desbetreffende toer bij deze vogels niet als rol, maar als een hele snelle klok te beschouwen.

37e clubkampioenschappen, studiedag, 23 december 2023. Nadat de catalogi en de keurlijsten waren bestudeerd was het tijd geworden om de eerste vogels op te zetten.

De discussie die tijdens de keuringsdag in de keurkamer van Krien Onderwater was ontstaan ontspon zich ook toen de vogels van Willy Kling op tafel werden gezet en uitbundig begonnen te zingen. Ook nu waren de meningen verdeeld. Nestor Andries Gort gaf aan dat hij uiteindelijk de toer als rollende waterslag zou hebben bewaardigd, maar vond het voor een keurmeester een heel lastige kwestie. Hij kon zich heel goed verplaatsen in de positie van Krien die er problemen mee had en uiteindelijk er voor had gekozen om geen punten voor rol te geven. Voor beide was namelijk iets te zeggen.

37e clubkampioenschappen, studiedag, 23 december 2023. Gerard van Zuijlen (l) en Piet Hagenaars achter het buffet tijdens de middagpauze.

Geheel volgens het tijdschema ging iedereen om ca. 12.00 u. naar het conversatiegedeelte van de vergaderzaal voor de middagpauze. Daar kon men aan het buffet zich voorzien van waar men trek in had: er was keuze uit broodjes ham en kaas, een slaatje, een bal gehakt en een kom erwtensoep. Behalve als een goede secretaris en penningmeester ontpopte Piet Hagenaars zich ook als een volleerd cateraar. Van de pauze werd tevens gebruik gemaakt om een verlotingsronde te houden en wisselden de eerste orchideeën van eigenaar.
In de middag werden diverse stammen afgeluisterd, ook geen prijswinnaars. Hierdoor kwamen in de loop van de dag van iedere inzender vogels op tafel. Hoewel geen prijswinnaar maakte de stam van Gerard de Brabander indruk. Ze hadden bij de vogelvereniging ‘De Kanarievogel’ een 3e prijs bij de stammen behaald. Het waren mooie slagvogels die, zo was de indruk van de aanwezigen, op dat moment hoger zouden hebben gescoord dan daags daarvoor bij de keurmeester. 


37e clubkampioenschappen, studiedag, 23 december 2023. Geconcentreerd luisteren naar de vogels die op tafel staan.
 

Tijdens de keuringsdag was Jaap tijdens zijn ronde om foto’s te maken in de keurkamer bij Krien Onderwater beland met een stam voor zich die hij al ruimschoots de tijd had gegeven. Krien vertelde Jaap dat het een hele mooie stam was, maar één vogel er de brui aan gaf. Samen luisterend en kijkend moest ook Jaap constateren dat de derde vogel een paar toertjes zong en afbrak, wat heen en weer hipte om vervolgens weer een paar toertjes te zingen en weer af te breken. Dit ging maar door. De toerenvormen die door de spelbreker werden gezongen waren heel behoorlijk. Al met al erg zonde. Toen Jaap dit verhaal bij de anderen vertelde gaf Jan Zonderop aan dat hij wel een vermoeden had welke vogels het waren en van wie, nl. van hem. Hij had een vogel in zijn mooiste stam die dit gedrag ook thuis had vertoond. Het was een heel mooie vogel en Jan had zelfs overwogen hem als derby aan te wijzen. Hij had in dubio gestaan om hem voor een betrouwbaarder vogel om te ruilen, maar uiteindelijk toch de gok genomen. De drie vogels die wel doorzongen hadden 146-152 pnt gescoord; de derde vogel kwam niet verder dan 119 pnt. Jan had gegokt en misgegokt.

 
37e clubkampioenschappen, studiedag, 23 december 2023. Na de middagpauze verschenen de stammen op tafel. Van boven naar beneden, Ton Diepenhorst, Jan Zonderop, Andries Gort en Krien Onderwater.

Uiteraard werd deze stam opgezet en ook nu konden de aanwezigen constateren dat de derde vogel hetzelfde gedrag vertoonde als hij daags daarvoor in de keurkamer had laten zien. Het logische discussiepunt was uiteraard of het verstandig is om een vogel die thuis wel eens verstek laat gaan in een stam te zetten. Jan gaf aan dat hij nog geen twintig mannen had gekweekt en in deze stam voor de derde vogel eigenlijk geen gelijkwaardig alternatief voorhanden had. Het had dus bewust er voor gekozen de twijfelaar in de stam te zetten in de hoop dat de man wel door de andere meegenomen zou worden. Dat mocht dus niet zo zijn.
Uiteraard verschenen ook prijswinnende stammen op tafel. De kampioenstam van Willy Kling, met daarin ook de meesterzanger, zong een krachtig lied dat uitblonk in de knorren en met name het waterwerk. Een mooie klokkende waterslag in diverse vormen qua tempo en ook overduidelijk rollende waterslag. Willy behoort al jaren tot de prijswinnaars tijdens de clubkampioenschappen van de NZHU, dus zijn vogels zijn inmiddels wel bekend. Vergeleken met enige jaren geleden is het lied van de vogels van Willy wel veranderd. Dit jaar zongen ze veel krachtiger dan voorheen, was de rollende waterslag in zijn kampioenstam prominent aanwezig, maar in vergelijking tot enige jaren geleden, toen de vogels met de mooiste fluitenrollen strooiden, moest er nu naar een fluitenrol gezocht worden.
Over verandering gesproken; mij viel op dat in vergelijking tot een aantal jaren geleden er over de gehele linie uiterst acceptabel waterwerk te horen was. Bleef voorheen een mooie klokkende waterslag beperkt tot een stam van een enkele kweker, nu was er over een veel breder front een klok te horen die in het zeer goede, 25 pnt. of meer, beoordeeld kon worden of er tegenaan zat. 

 
37e clubkampioenschappen, studiedag, 23 december 2023. Middagpauze. Piet Hagenaars verkoopt lootjes. In de verloting zaten, zoals gebruikelijk, door Gerard van Zuijlen gekochte orchideeën. Vlnr. Gerard de Brabander, Jan Zonderop, Ton Diepenhorst, Piet Hagenaars, Boudewijn van der Stelt en Willy en Henny Kling

Even na 14.00 u. werd het laatste viertal van tafel gehaald en nam iedereen plaats in de vergaderzaal voor een drankje, een pauzepraatje en de tweede en laatste verloting. Dankzij Gerard van Zuijlen zaten er weer schitterende orchideeën in de prijzenpot en de meeste lotenkopers konden dan ook één of meer gewonnen orchideeën mee naar huis nemen.
De studiedag werd traditioneel afgesloten met de prijsuitreiking. Dit jaar bestond  het ‘eremetaal’ wederom uit geldprijzen. Als blijvende herinnering ontvingen de 1e t/m 3e prijswinnaars en de derbywinnaar een oorkonde. 

Geheel volgens planning kon om ca. 14.45 u., begonnen worden met het uitkooien. Hierna volgden voor de medewerkers nog de grote schoonmaak. Dankzij de welwillende medewerking van een aantal inzenders ging het opruimen bijzonder snel.
Het wedstrijdmateriaal verdween in de opslag achter het gebouw, onder het zeil. Om ca. 15.45 u. stond alles weer op z’n plaats en was de ruimte veegschoon. Iedereen kon naar huis, behalve Piet Hagenaars. Gebouwbeheerder Bouwe Nijgh had gemeld dat de zaal op Eerste Kerstdag was verhuurd en had gevraagd de zaal spic en span achter te laten. Nadat iedereen was vertrokken pakje Piet de moppenwagen en ging nog eens met de mop door de vergaderzaal en de wc’s. Toen dit klusje er op zat kon ook hij naar huis, het kerstfeest tegemoet.

 
37e clubkampioenschappen, studiedag, 23 december 2023. Nadat de kampioenstam op tafel had gestaan en vóór de prijsuitreiking werden de laatste orchideeën verloot.

Slot
Hoewel we zullen moeten wennen aan minder zangkanariekwekers en minder vogels op onze clubkampioenschappen was de studiedag van onze 37e zangwedstrijd gezellig, zoals vanouds. In een gemoedelijke sfeer werden de vogels afgeluisterd en bediscussieerd. De pauzes werden volop benut om met elkaar over vogels te kletsen.
Tot slot is een bijzonder woord van dank op z’n plaats. Ik wil Stichting Kleindierensport Katwijk bedanken voor het beschikbaar stellen van het gebouw voor onze wedstrijd en beheerder Bouwe Nijgh voor zijn welwillende medewerking, de vereniging ‘De Kanarievogel’ voor het mogen gebruiken van hun faciliteiten in hun clubgebouw. Een bijzonder dankwoord is op z’n plaats voor Tiny Zonderop, die op vrijdag met haar eega Jan het invoeren van de keurlijsten in de computer voor haar rekening heeft genomen. Ook de leden die het bestuur hebben geholpen tijdens de opbouw- en opruimwerkzaamheden en hand- en spandiensten hebben verricht tijdens de wedstrijd- en studiedag, worden uiteraard in de dank betrokken, t.w.  Jan Zonderop,  Krien Onderwater, Dirk van Rijn, Boudewijn van der Stelt, André Toet en Gerard de Brabander. Last but not least wil ik m’n medebestuursleden, Piet Hagenaars en Gerard van Zuijlen bedanken voor hun betrokkenheid en inzet zowel vooraf als tijdens de wedstrijd en gedurende het verenigingsjaar 2023.
Onze 37e clubkampioenschappen werden voor de zesde keer georganiseerd in het gebouw van Stichting Kleindierensport Katwijk. De organisatie verliep geheel naar wens en de sfeer tijdens de studiedag was ontspannen en gezellig. Het was daarom in mijn beleving van 21 t/m 23 december 2023 goed toeven in het gebouw van Stichting Kleindierensport Katwijk. Ik zie al weer uit naar de volgende wedstrijd en hopelijk zijn Jan de Bruine, Henny Kling, Freek Schot en Tinus Teeuwen dan weer met hun vogels van de partij.

 
37e clubkampioenschappen, studiedag, 23 december 2023. Ringencontrole. Krien Onderwater controleert of een prijswinnende vogel wel van desbetreffende kweker en van het jaar 2023 is.

Prijswinnaars 2023

Waterslagers:
Meesterzanger en winnaar NBvV Bondskruis: Willy Kling, 152 pnt.
Stammen: 1e prijs: Willy Kling, 602 pnt.; 2e prijs: Jaap Plokkeer, 587 pnt.; 3e  prijs: Krien Onderwater, 583 pnt.
Stellen: 1e prijs: Willy Kling, 293 pnt.; 2e prijs: André Toet, 285 pnt.; 3e prijs: Krien Onderwater, 281 pnt.
Enkelingen: 1e prijs: Krien Onderwater, 144 pnt.; 2e en 3e prijs: Willy Kling, resp. 143 en 141 pnt.
Derby: Jaap Plokker, 151 pnt.

 
37e clubkampioenschappen, studiedag, prijsuitreiking, 23 december 2023. De eerste prijs stammen werd behaald door vogels van Willy Kling en in deze stam zat ook de meesterzanger met 152 pnt. Het NBvV Bondskruis was daarom dit jaar voor Willy Kling.

-0-

Overwegingen omtrent het op zang komen van jonge zangkanaries

door Jaap Plokker

In editie 2023-1 van ons clubblad schreef Jaap Plokker een artikel over het opkooien van jonge kanariemannen. Zijn conclusie was: laat het moment van opkooien niet bepalen door de kalender, maar door de fase waarin de zang-ontwikkeling van de vogels zich bevindt; beter laat opgekooid dan te vroeg. In deze bijdrage gaat hij nader in op zijn ervaringen met het verspreid over een ruime periode op zang komen van jonge kanariemannen.

Over het moment dat de jonge  kanariemannen moeten worden opgekooid gaan onder zangkanariekwekers veel ‘waarheden’ rond. Een veelgehoorde is dat er een minimale tijdsperiode van zes weken dient te zitten tussen het moment van opkooien en de eerste wedstrijd. In het artikel ‘Opkooien’, in clubblad 2023-1 gaf ik aan dat in plaats van naar de kalender te kijken, naar mijn mening, een kweker veel beter het moment van opkooien kan laten bepalen door de zangontwikkeling van zijn vogels in de vlucht.
De jonge kanariemannen opkooien wanneer ze een volwaardig lied hebben ontwikkeld is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het is immers behoorlijk lastig van een individuele vogel in de volière te bepalen of zijn zangontwikkeling zo ver is gevorderd dat hij naar het inzetkooitje kan verhuizen. Als enig houvast hanteer ik de leeftijd van de vogels, maar dit is zeker niet alleszeggend. In 2022 heb ik op zaterdag 12 november 2022 de mannen opgekooid die in april en mei waren geboren en in de week van 28 november, dus ruim 2-3 weken later, de mannen die waren geboren van 1 juni tot 3 juli. Desondanks had ik nog enkele mannen die bij de eerste keer dat ze werden opgezet teveel studiezang vertoonden. Voor hen kwam  de verhuizing naar het inzetkooitje kennelijk toch nog te vroeg.
Gedachtig mijn opvatting om de vogels zeker niet te vroeg op te kooien verhuisden ook afgelopen jaar de vogels die tot eind mei  2023 waren geboren op zaterdag 11 november van de vlucht in de schuur naar de zangkast in huis. Anderhalf week later, op 22 november 2023, volgden de vogels die in juni waren geboren. Mijn laatste  kanariejongen van 2023 waren op 18 juni uit het ei gekropen. Zij waren dus ruim 22 weken toen ze werden opgekooid..
Ook in 2023 werd ik in de maanden november en december geconfronteerd met een, onwenselijk, grote variatie in de fase van zangontwikkeling waarin mijn vogels zich bevonden. Eind november heb ik ca. acht mannen teruggeplaatst in de vlucht, omdat ze, in mijn ogen, zich nog te veel in de studiefase bevonden. Vier vogels, die ook rijp waren voor de schuur, heb ik bewust ingezonden voor de wedstrijd van de vogelvereniging ‘De Kanarievogel’, in de week van Sint Nicolaas. Ze kregen als opmerking op de keurbrief dat ze nog in studie zaten. Dat was geen verrassing voor me, maar ik hoopte dat het verblijf op de show tussen honderd waterslagers ze een ‘boost’ zou geven in hun zangontwikkeling. Medio december had ik nog steeds een handvol vogels die niet geschikt waren voor de wedstrijd van de NZHU, omdat ze veel te veel in studie zaten. Het betrof in meerderheid vogels die in juni waren geboren. Het lijkt er wel op dat ieder jaar het aantal vogels dat, in mijn ogen, erg laat op zang komt, steeds groter wordt. 
Het is duidelijk dat ik allerminst blij ben met deze ervaringen en me dus afvraag welke mechanismen schuil kunnen gaan achter het zo laat op zang komen van een deel van mijn jonge mannen. Ik kan wel enige oorzaken bedenken, maar het ultieme antwoord heb ik nog niet gevonden.

Van ‘subsong’, via ‘plastic song’, naar ‘stable song’
Internationale wetenschappelijke literatuur verdeelt de periode waarin jonge kanariemannen hun zang ontwikkelen in verschillende fases, t.w. die van de
A - Subsong (het sublied);
B - Plastic song (het plastisch lied);
C - Stable song (het stabiele lied).

Ad A – het sublied
In de periode van het sublied begint de kanarieman met zijn eerste zang-pogingen. Deze fase begint vrij snel nadat de vogel is begonnen geheel zelfstandig te eten en te drinken, dus rond de 35e -45e levensdag Vanaf ca. de 30e levensdag is de jonge man ook ontvankelijk voor hetgeen hij in zijn zangmilieu hoort. Ongewenste voorzang moet dan dus uit het zangmilieu verwijderd zijn.
Het in de subsongfase gezongen lied is nauwelijks een lied te noemen. De vogel ‘brabbelt’ maar wat en toeren zijn niet of nauwelijks te bespeuren. Al frazelend probeert de vogel te ontdekken hoe hij het lied dat hij graag zou willen zingen ook daadwerkelijk kan zingen. 

Ad B – het plastisch lied
Wanneer het frazelen heeft plaatsgemaakt voor iets dat op een liedje lijkt noemen we dit het plastische lied, in het Engelse vakjargon de ‘plastic song’. Het lied heeft nog geen vaste vorm aangenomen, maar is nog ‘kneedbaar’. In deze fase is er sprake van een onsamenhangend lied waarin afzonderlijke toeren te bespeuren zijn, maar nog niet in een verbindend geheel aan elkaar worden gevoegd. De toeren als zodanig zijn weliswaar meestal herkenbaar, maar de afzonderlijke lettergrepen worden nog ‘los’ gezongen, waardoor het lied over de gehele linie ongestructureerd en soms ook ‘waterachtig’ overkomt. In deze fase lijkt het ook wel dat de vogel zich bepaalde periodes op specifieke toeren concentreert. Zo is de ene week de klokkende waterslag heel populair, terwijl een week later de aandacht verlegd lijkt te zijn naar de tjokkenpartij. De vogel is duidelijk nog steeds zoekende naar hoe hij uiteindelijk wil zingen.

Ad C – het stabiele lied
Tenslotte leidt alle zangstudie tot een voor iedere vogel individueel lied met vaste patronen, het stabiele lied. De toeren zijn herkenbaar en onderscheidend in kwaliteit bij de afzonderlijke vogels. De lettergrepen van de toeren worden compact gezongen. De toeren van het binnenlied, die in de fase van het plastische lied nog veelal een wateraccent hebben, zijn nu ‘droger’ geworden. De jonge man heeft zijn lied gevonden waar hij vanaf zijn 30e levensdag naar op zoek is geweest. Hoewel wellicht nog niet in staat om een pop te bevruchten heeft hij wat betreft zijn zangontwikkeling de geslachtsrijpe fase bereikt, waarin hij met zijn gezang een territorium kan verdedigen en met andere mannen kan dingen om een wijfje.

De zangontwikkeling van een kanarieman is een continu proces. De overgangen van de ene naar de andere zangstudiefase gaan geleidelijk en er is daarom tussen de afzonderlijke fases een schemergebied waarin het lastig is om aan te geven in welke van de drie genoemde fases van zangontwikkeling de vogel zich op dat moment exact bevindt.  

Gedurende de ruiperiode treedt er, naar mijn beleving, een stagnatie op in de zangontwikkeling van de jonge vogels. Omdat op dat moment ook de overjarige mannen ruien en niet of nauwelijks zingen is er gedurende de ruiperiode nauwelijks sprake van een zangstimulerend zangmilieu. Pas wanneer de ruiperiode op zijn einde raakt neemt de zanglust van de jonge mannen zienderogen toe, evenals die van de overjarige mannen.

Ook de overjarige mannen moeten na de rui weer ‘op gang komen’. Het lijkt er op dat zij vanaf het einde van de rui opnieuw alle drie de fases van de zangontwikkeling doorlopen, maar doen dat in een vlot tempo en bereiken veel sneller dan de jonge vogels hun stabiele lied. Wetenschappers hebben namelijk ontdekt dat zich wat betreft de zang van kanaries een opmerkelijk fenomeen optreedt, namelijk die van zanggeheugenverlies bij overjarige mannen na de broedtijd en tijdens de rui. Het is de periode dat de zanglust van de overjarige mannen afneemt tot nagenoeg nihil. In deze periode wordt in de hersenen het hersengedeelte kleiner dat de zang reguleert. Vanaf het eind van de rui begint desbetreffend hersengedeelte weer te groeien, hetgeen gepaard gaat met sterker wordende zanglust. In deze periode maakt de man weer een ontwikkeling door van een soort ‘sublied’ naar een stabiel lied en is, evenals in zijn jeugd, weer ontvankelijk voor invloeden van buitenaf. Volwassen kanariemannen kunnen dus na de rui een stabiel lied ontwikkelen met nieuwe elementen. Dit verklaart waarom een aangekochte ‘vreemde’ man na een jaar zijn lied kan hebben aangepast aan het zangmilieu van zijn nieuwe leefomgeving. Geen onbekend fenomeen voor zangkanariekwekers.

Mijn ervaringen
Nog even terugkomend op het moment van opkooien. Het heeft, mijn inziens, totaal geen zin, sterker, het is naar mijn vaste overtuiging zelfs contraproductief, om een vogel in het zangkooitje te zetten wanneer zijn lied nog volop kenmerken van het plastische lied vertoont. Laat deze vogel nog rustig in de vlucht verder studeren, onderbreek zijn studiefase niet rigoureus met een voor de vogel ingrijpende verhuizing van de vlucht naar het inzetkooitje, wat een stagnatie in zijn zangontwikkeling tot gevolg kan hebben, juist nu hij in de vlucht  lekker ‘op dreef’ was en grote vorderingen maakte. Kooi hem pas op wanneer de kenmerken van het stabiele lied zich aandienen.

In de regel gaan mijn poppen ca. 1 april in de broedkooien en worden rond 1 mei de eerste jongen geboren. Luisterend naar hun zangvorderingen valt bij mij de ruiperiode tussen de fase van het sublied en het plastische lied. Na de stagnatie gedurende de rui beginnen de jonge mannen in de eerste helft van oktober weer hun zangstudie enthousiast op te pakken. De vlotste jonge mannen bevinden in mijn vogelverblijf zich begin november in de overgangsfase van het plastische naar het stabiele lied. Zij kunnen opgekooid worden.

Zoals in de inleidende paragraaf aangegeven constateer ik de aflopen jaren in toenemende mate een grote spreiding in de zangontwikkeling van mijn jonge waterslagermannen. Terwijl medio november menige jonge man volop kenmerken van het stabiele lied vertoont bespeur ik nog half december in de zang van sommige jonge waterslagers symptomen die aan het plastische lied verbonden zijn. Zij zullen tijdens onze clubkampioenschappen van de keurmeester onmiskenbaar de kwalificatie ‘studiezang’ krijgen. Kijkend naar de ring-nummers zijn het niet altijd de jongste vogels die laat op zang komen. In 2023 had ik zelfs een man uit het eerste nest, die ik nodig had om vier enkelingen te complementeren en voor de wedstrijd van de NZHU heb ingezonden, maar overduidelijk zich nog in de fase van de studiezang bevond. Een broer van hem, uit hetzelfde nest, een vlotte zanger, zo niet een gangmaker, heb ik, veertien dagen nadat hij was opgekooid, meegenomen naar de afluisterochtend op 25 november 2023 en zong daar de longen uit z’n lijf. Hij bevond zich op dat moment in de beginfase van het stabiele lied. Twee broers, uit hetzelfde nest, geboren op 25 april 2023, en dan zo’n groot verschil in tempo van zangontwikkeling. Ra, ra, hoe kan dat? Ter illustratie en als discussieonderwerp heb ik beide witte mannen op de studiedag van onze 37e clubkampioenschappen op tafel gezet en hebben de aanwezigen het verschil in zangontwikkeling van deze ‘tweeling’ zelf kunnen constateren.
Zoals gezegd heb ik (nog) geen waterdichte verklaring gevonden voor de grote spreiding in zangontwikkeling bij mijn jonge waterslagermannen. Ik kan slechts veronderstellen. Een grondige analyse wordt bemoeilijkt doordat een vogel voor mij pas een individu wordt vanaf het moment dat hij is opgekooid. Daarvoor is hij één van de vele bewoners van de volière en als individuele vogel nagenoeg onvolgbaar. Desalniettemin hierbij toch een poging tot een verklaring. Mogelijke oorzaken zoek ik in de segmenten conditie en het karakter van de vogel.

Conditieverlies als stagnerende factor in de zangontwikkeling
Ik veronderstel dat zodra een jonge man de eerste pogingen begint te ondernemen om zich een lied eigen te maken hij dit proces zo ongestoord mogelijk moet kunnen doen. Verstoringen in zijn concentratie en zanglust kunnen veroorzaakt worden door zijn omgeving en zijn conditie.
Mij valt op dat zodra de jonge mannetjes pogingen tot zingen beginnen te ondernemen de in de vlucht aanwezige jonge poppen ze verstoren, waardoor zangpogingen regelmatig voortijdig worden afgebroken en de jonge mannen onvoldoende rust en concentratie kunnen vinden om zich op de ontwikkeling van hun lied toe te leggen. Om die verstoring door de jonge poppen te voorkomen probeer ik zo snel mogelijk de jonge gele mannen te scheiden van de overige vogels en ze onder te brengen in een vlucht waar ook zitstokjes voor individuele vogels aanwezig zijn. Mij valt op dat die individuele zitstokjes erg geliefd zijn. Van het seksen op kleur van jonge witte waterslagers heb ik geen kaas gegeten. De witte jongen krijgen van mij een kleurring en blijven tussen de poppen. Zodra ik een witte vogel zie zingen haal ik hem uit de poppenvlucht en verkast ook die naar de jonge mannenvlucht.

Conditieverlies zal ongetwijfeld leiden tot minder zanglust en minder effectieve studietijd. Ik veronderstel dan ook dat een periode van conditieverlies achterstand in de zangontwikkeling tot gevolg heeft.
Ook tijdens de ruiperiode vordert de zangontwikkeling traag, omdat gewoonweg bij gebrek aan zanglust minder gestudeerd wordt. Voor een vlotte zangontwikkeling is een zo kort mogelijk ruiperiode van belang. Bij een vogel die niet optimaal in conditie is zal de ruiperiode langer duren en dus ook de periode van stagnatie in de zangontwikkeling. Mij is in het verleden wel opgevallen dat vogels die eind oktober volledig in de fase van het plastische lied zaten nog volop ruiverschijnselen vertoonden. Vogels die op dat moment veel verder in hun zangontwikkeling zaten waren daarentegen volledig uitgeruid. Ik heb daarom een sterk vermoeden dat een lange ruiperiode zorgt voor een onwenselijk lange stagnatie in de zangontwikkeling, waardoor deze vogels op een veel later moment de fase van het plastisch lied hebben doorlopen en in die van hun stabiele lied zijn beland.
Tijdens het selecteren van mijn kweekpoppen in december 2023, tussen Kerst en Nieuwjaar, constateerde ik bij enkele vogels, zowel overjarige als jonge poppen, (kop)ruipennetjes. Ik beschouw het dan ook als een reële optie dat jonge mannen die laat op zang zijn gekomen erg lang over hun rui hebben gedaan en als gevolg daarvan een achterstand in de zangontwikkeling hebben opgelopen.
In het voorjaar van 2023 had ik een handvol poppen die niet broeds werden en, toen ik ze nader bekeek, ruiverschijnselen vertoonden. Deze poppen zijn gedurende het kweekseizoen 2023 niet meer in broedconditie gekomen  Welke oorzaken ten grondslag liggen aan mijn constatering dat de ene vogel veel langer over de rui doet dan de ander en ik buiten de ruitijd wordt geconfronteerd met stokrui is me nog niet duidelijk. Ik zal de oorzaak in de eerste plaats bij mezelf moeten zoeken en de omstandigheden in mijn vogelverblijf. Die zijn echter in de afgelopen jaren, in mijn beleving, niet veranderd. Dat maakt het zoeken naar oorzaken er niet gemakkelijker op.

Alpha en omega mannetjes
We kennen uit eigen ondervinding ongetwijfeld heren die in gezelschap de aandacht naar zich toe trekken, prominent aanwezig zijn, de boventoon voeren, het meest aan het woord zijn en niet onder stoelen of banken steken dat zij het gelijk aan hun zijde hebben. Naast deze zogenaamde alpha mannen onderscheiden we ook omega mannen. Zij zijn bescheiden, dringen zich niet op, blijven op de achtergrond, luisteren meer dan dat zij spreken.
Sinds het overlijden van m’n moeder, in november 2016, heb ik voor de gezelligheid een waterslager in de huiskamer. Inmiddels hebben al diverse vogels het kooitje bewoond en mij is opgevallen dat elke waterslager een eigen karakter had. Vogels met meer of minder zanglust, exemplaren die niet van hun stuk te krijgen waren en vogels die bij het schoonmaken van de kooi of bij de geringste verandering in hun leefomgeving van slag waren. Die verschillen in karakter bespeur ik ook in de zangkast.
Het is mijn gewoonte om na het opkooien de vogels 1-2 weken de gelegenheid te geven te wennen aan de verhuizing van de volière naar de zangkast en de zangstudie weer op te pakken. Er staan wel schotjes tussen de kooitjes, maar een gordijntje komt er voorlopig nog niet voor te hangen. Ook zet ik, zeker de eerste veertien dagen, de vogels nog niet uit. Regelmatig nestel ik me in een luie stoel voor de zangkast om naar de vogels te luisteren en ze te oberveren, als ik niet in slaap val.
Vogels die zingen krijgen een merkje op het zangkooitje en na veertien dagen zijn de meeste kooitjes wel van een krijtstreepje voorzien. Wat valt mij op? De vogels die als eerste een merkje op het kooitje hebben gekregen blijken in de regel altijd de eerste vogels te zijn die beginnen te zingen, nadat ik mij in mijn luie stoel heb geposteerd. Vogels die er wat langer over doen om een merkje te krijgen moeten kennelijk erg wennen aan hun nieuwe situatie. Hun gedrag kenmerkt zich de eerste week door zenuwachtig heen en weer te hippen of gebiologeerd het wezen aan te staren dat opeens in hun gezichtsveld is verschenen. De eerste keer dat de jonge waterslagers worden uitgezet zijn de vogels die als eerste een merkje kregen vaak ook de eerste die zingen, terwijl de heen en weer hippers en de staarders in de regel door anderen meegetrokken moeten worden; als ze de eerste keer al zingen.
We kunnen in onze jonge waterslagermannen dus verschillende karaktertypes herkennen. Enerzijds zijn er de alpha mannetjes: brutaal, hanig, lastig van hun stuk te krijgen en vol van zangdrift. Dit zijn de vogels die het fanatieks zingen en in een stam de gangmakers zijn. Zij zullen op een wedstrijd de kweker zelden in de steek laten.  Naast deze brutale vogels kennen we de meer flegmatieke, rustige, vogels, maar ook stressgevoelige mannetjes, om niet te spreken van zenuwenlijders, die, als ze niet als een raket door het kooitje schieten, soms ook niet van hun voetring af kunnen blijven. Deze zogenaamde ‘ringenbijters’ komen voor de keurmeester regelmatig niet aan zingen toe, omdat ze van slag zijn vanwege de vreemde omgeving en zij hun stress laten blijken door onophoudelijk aan de voetring te pikken. Deze stressgevoelige mannen zijn dus minder geschikt voor de wedstrijd en in het belang van zowel de kweker als de vogel is de beste oplossing om ze maar zo snel mogelijk in de vlucht terug te zetten.
Naast de brutale vogels enerzijds en de stressgevoelige anderzijds kunnen we ook de meer flegmatieke vogels onderscheiden. Ze zijn zeker niet de gangmakers, maar kunnen wel uit volle borst meezingen wanneer ze door anderen op gang zijn gebracht en tot zingen worden gestimuleerd. Weer anderen zijn daarentegen wel erg bescheiden, zo niet verlegen, met als gevolg dat op hun zanglust het een en ander aan te merken is.

Ik heb het stellige vermoeden dat de snelheid waarin een jonge kanarieman zijn lied ontwikkelt mede wordt bepaald door zijn karakter. De alpha mannetjes zouden dan vanwege hun uitbundige zanglust het eerst de fase van het stabiele lied bereiken, terwijl de minder brutale vogels op enige tijdafstand volgen, met de verlegen, meest flegmatieke vogels, als laatste.
Voornoemde karaktertrekken staan, mijn inziens, los van de kwaliteit van het uiteindelijk gezongen stabiele lied. Vogels die traag op zang komen hoeven kwalitatief zeker niet de mindere vogels te zijn. Flegmatieke vogels kunnen een traag lied met mooie diepe toeren ontwikkelen. Regelmatig hoor ik van kwekers over vogels die hen de eerste weken na het opkooien niet waren opgevallen, sterker, al als wedstrijdvogel waren afgeschreven, en pas in de loop van december lieten horen wat ze in hun mars hadden. Afgelopen seizoen had ook ik deze ervaring: vogels die begin december nog studiezang lieten horen waren na Nieuwjaar pas goed op zang en lieten een beschaafd lied met mooie diepe toeren en alleszins acceptabel waterwerk horen.
Brutale, hanige, vogels willen, daarentegen, nog wel eens uit de bocht vliegen met minder welluidende toervormen en hun lied afraffelen. Met deze alpmannetjes is het oppassen geblazen. Om te voorkomen dat ze zich over de kop zingen moet de kweker heel alert zijn en op tijd, via voeding en verduistering, de zangdrift temperen. 

We constateren dus een rijke verscheidenheid aan karakters tussen onze jonge waterslagermannen. Het zou wel eens zo kunnen zijn dat de snelheid waarin de zangstudiefases worden doorlopen, het moment van het bereiken van het stabiele lied en de geschiktheid als wedstrijdvogel voor een belangrijke deel door het karakter van de vogel wordt bepaald. Wedstrijdtraining wordt, mijn inziens, vaak overschat. Het is niet meer dan ‘finetuning’, zeker voor alpha mannen. Je kunt trainen tot je een ons weegt, maar een zenuwenlijder of ringenbijter wordt zelden een wedstrijdvogel. Voor zangkanariekwekers is het dus van belang om inzicht te hebben omtrent de eventuele erfelijkheid van het karakter van de individuele waterslagers.
Mij is geen gedegen studie bekend, waarin de resultaten van gestructureerd, wetenschappelijk verantwoord, onderzoek naar de erfelijkheid van gedrag en karaktereigenschappen van kanaries is vastgelegd. Tot dat moment moeten we het doen met losse, incidentele, waarnemingen van kwekers. Op grond hiervan moeten we het als een serieuze optie beschouwen dat karaktereigenschappen genetisch aan de volgende generatie kunnen worden doorgegeven. In 2022 had ik een pop die er een gewoonte van maakte om eieren naast het nestbakje te deponeren. Meestal waren ze nog onbeschadigd en legde ik het eitje op het plekje waar het hoorde. Ik kweekte uit deze pop enkele jongen waaronder twee mooie poppen, die ik voor de kweek aanhield. In 2023 had ik verdorie weer één pop die meer eieren naast dan in het nest deponeerde. Kijkend naar de afstamming bleek het een dochter van de pop die het jaar daarvoor hetzelfde gedrag vertoonde. Toeval? Ik denk het niet. Afgelopen clubkampioenschappen hoorde ik van een waterslagerkweker dat hij eens een ringenbijter had met een ongelooflijk mooi lied. Hij kon de verleiding niet weerstaan en kweekte het jaar daarop met deze vogel in de hoop dat de nakomelingen iets van het zangtalent van hun vader zouden meekrijgen. Of de jonge mannen wat betreft de zangkunst met hun vader vergelijkbaar waren heb ik niet van hem gehoord, wel dat, evenals met pa het geval was, sommige zonen ringenbijters waren. Ik denk dat heel veel kwekers uit hun eigen kweekpraktijk vergelijkbare ervaringen kunnen oplepelen. Hoewel er dus geen steekhoudend onderzoek aan deze conclusie ten grondslag ligt denk ik dat we als kwekers in de selectie van ons kweekmateriaal serieus rekening moeten houden met de erfelijkheid van karaktereigenschappen van onze vogels.
Terugkijkend op mijn eigen kweekpraktijk heb ik bij de selectie van mijn kweekmannen vooral gekeken naar vogels met een mooi, beschaafd, diep lied. Vogels die uit de bocht vlogen met scherpe fluiten en harde bellenpartij gingen naar de opkoper. Heb ik, onbedoeld, in meerderheid mannen voor de
kweek gebruikt die we als flegmatieke, wellicht verlegen, vogels zouden kunnen typeren? Mogelijk is de huidige ervaring dat relatief veel van mijn jonge mannen laat op zang komen het gevolg van mijn selectiecriteria, waarbij ik geen rekening heb gehouden met de karaktereigenschappen van mijn kweek-vogels en de laatste jaren meer omega dan alpha mannetjes voor de kweek heb ingezet.

Slot
De laatste jaren word ik geconfronteerd met een grote spreiding in het op zang komen van mijn jonge waterslagermannen. Een deel is goed op zang wanneer ik ze in de eerste helft van november opkooi, maar een substantieel aantal mannetjes, te veel naar mijn zin, komt niet eerder dan in de loop van december goed op zang en heeft pas rond Nieuwjaar de fase van het stabiele lied bereikt. Voorlopig zoek ik de oorzaak bij twee factoren: de conditie en de karaktereigenschappen van mijn vogels.
Ik constateer dat vogels die laat uit de rui komen een achterstand hebben opgelopen in hun zangontwikkeling. Waarom de ene vogel veel langer over de rui doet dan de ander lijkt een conditieprobleem. Ik zal hier dus mijn aandacht op moeten vestigen.
Dat de ene vogel veel vlotter op zang komt dan de ander zou ook veroorzaakt kunnen worden door verschillen in karaktereigenschappen. De brutale vogels zouden dan eerder op zang komen dan de flegmatieke, bescheiden, zo niet verlegen, vogels. Als karaktereigenschappen erfelijk aan het nageslacht worden doorgegeven betekent dit dat bij de selectie van het kweekmateriaal hiermee rekening gehouden moet worden. Wellicht heb ik de afgelopen jaren te weinig brutale, alpha, mannen als kweekvogel aangehouden en bestaat daardoor mijn stam voor een belangrijk deel uit flegmatieke vogels, mannen en poppen. Met alle gevolgen van dien voor het laat op zang komen van een deel van mijn jonge waterslagermannen.
Het op zang komen en de verscheidenheid in de momenten waarop jonge kanariemannen de fase van hun stabiele lied bereiken is kennelijk voor zang-kanariekwekers geen populair onderwerp om over te schrijven. Ik heb er ten minste weinig over kunnen vinden. Ook over gestructureerd en wetenschappelijk verantwoord onderzoek naar het mogelijk erfelijk doorgeven van karaktereigenschappen bij kanaries is mij geen publicatie bekend. We kunnen dus, vooralsnog, alleen met het uitwisselen van kwekerservaringen meer inzicht verwerven over waarom de ene vogel veel eerder op zang is dan de ander. Ik doe dan ook hierbij een oproep om jouw ervaringen omtrent dit onderwerp te delen met anderen en ook jouw visie te geven op de door mij naar voren gebrachte veronderstellingen. Het liefst natuurlijk door middel van een bijdrage in ons clubblad.                          

-0-

 

Clubblad 2024-2

Waterslagers kweken in Vlaanderen

door Jozef De Poortere

Begin 2021 werd ik via e-mail benaderd door Jozef De Poortere, toenmalig secretaris van de Koninklijke Nationale Bond van België voor Waterslagers, tevens eindredacteur van het orgaan van de KNBB, ‘Onze Waterslagers’.  Hij was op internet artikelen van mij tegengekomen en vroeg of hij ze mocht gebruiken voor publicatie in voornoemd ledenblad.

Sindsdien hebben Jozef en ik regelmatig e-mail contact gehad en is Jozef ook lid geworden van de NZHU. Ik heb Jozef  gevraagd, wanneer hij daarvoor tijd en gelegenheid kon vinden, voor ons clubblad eens een ‘Belgisch geluid’ te laten horen betreffende de waterslagerkweek. Naar aanleiding van het artikel ‘Hoe zouden Karl Reich en dr. Hans Duncker nu zangkanaries gekweekt hebben?’, gepubliceerd in clubblad editie 2023-3, schreef Jozef een commentaar vanuit zijn Vlaamse invalshoek. Overigens is een samenvatting van voornoemd artikel onder de titel ‘Zangkanaries kweken in de geest van Karl Reich en dr. Hans Duncker, een methode om een stam kwalitatief goede zangkanaries op te bouwen’ ook verschenen in ‘Onze Vogels, editie februari 2024, pp. 23-25.

Met grotere dankbaarheid voor zijn bijdrage volgt hieronder het artikel dat ik van Jozef De Poortere ontving.

‘Zangkanaries kweken in de geest van Karl Reich en dr. Hans Duncker, een methode om een stam kwalitatief goede zangkanaries op te bouwen’ is een uitzonderlijk leerrijk artikel die de eenvoudige beginner-liefhebber in de goede richting kan brengen. Meer ervaren kanariekwekers zullen er zich in kunnen terugvinden.

Ook dit jaar 2024 deden onze Nationale Waterslagerskwekers K.N.B.B. het weer uitzonderlijk goed op het Wereldkampioenschap in Spanje. Het zijn vaste klanten. Er moet dus een “systeem” bestaan, die hen bijna elk jaar opnieuw naar het podium brengt. Dat systeem, bestaat er in, om door in “familieverband“ te kweken met streng geselecteerde kweekvogels, gecombineerd met uitsluitend voorzang van “nog strenger geselecteerde voorzangers“ een nieuwe kanariegeneratie te creëren, de voorzangers waardig.

Jaap Plokker schrijft ons: ‘De bedoeling van Karl Reich was kanaries te fokken en hen uitsluitend voorzang te bieden door …nachtegalen, het duurde tien jaar, een stam kanaries op te bouwen die over het erfelijk vastgelegd imitatievermogen beschikte de voorzang van nachtegalen opmerkelijk goed na te doen.’

Men mag hier van een uitzonderlijke prestatie spreken van Karl Reich. Ik durf te twijfelen of dat ooit iemand in België zou hebben nagedaan. Wat we hier uit kunnen onthouden is het “imitatievermogen“ van onze kanarievogels, en niet in mindere mate het “zangmilieu“ waarin onze kanaries opgroeien.
Ook hier in de ‘Vlaanders‘ hebben onze mensen, met de bescheiden middelen die ze toen hadden en met een opmerkelijk geduld, onze Waterslagers naar de waarde gebracht die zij nu hebben. Een voordeel  hadden ze wel ’ze kende de vogels in de natuur als geen ander’.
De meervoudige Belgische wereldkampioen J. Gilbert, die we hebben mogen kennen, wees er ons telkens op hoe belangrijk het was in “familieverband“ te kweken, met het daarbij horende “zangmilieu“, en het meest noodzakelijke: de “voorzang“. Onze huidige kampioenen beheren deze waarden nog steeds op meesterlijke wijze.
Onze aandacht wijst er ons op dat deze werkwijze elk jaar nauwkeurig dient te worden herhaald. In de werkteksten van Jaap Plokker lezen we dat wetenschappelijk onderzoek inmiddels ook heeft aangetoond dat een zangtoer, in een bepaalde kwaliteit, geen overerfbare factor is die het nageslacht wordt doorgegeven en door de volgende generatie, ongeacht de omstandigheden, overeenkomstig wordt gezongen, kanarieouders geven aan hun nakomelingen niet door wat ze zullen zingen, maar wat ze kunnen zingen. Of de jonge mannen hun ” intrinsieke capaciteiten “ (waarde van hun eigenschappen) ook kunnen omzetten in hun uiteindelijke lied is volkomen afhankelijk van het zangmilieu waarin ze dat lied ontwikkelen

Jaap Plokker schrijft ons verder: ‘Veredeling van kanariezang is alleen mogelijk door kweekvogels, mannen en poppen, te selecteren op, verondersteld, erfelijk vastgelegd specifiek imitatietalent, en de nakomelingen op te laten groeien in een zangmilieu dat aansluit op de erfelijk meegekregen imitatiecapaciteiten  van de jonge vogels’.

In België hebben we de mogelijkheid de zangtonen beter te leren begrijpen en te waarderen door het boekje te lezen over “De zang van de Belgische Waterslager“ van B. Peleman (1926), herzien en aangepast door: Maurice Six, Achilles Meuleman, Gustaaf Lelievre, drie internationale Keurmeesters O.M.J. (Maart 1983).
Het ene kan niet zonder het andere, deze drie O.M.J. keurders publiceerden ook nog een lijvig boek over de “De erfelijkheid bij de zangkanaries“.  Dit boek is voor “gevorderden“. Het staat bol met grafieken, als leidraad in de familiekweek. Het begint met de verervingswet van de vader en van de moeder. Verder over fok-zuivere eigenschappen (homozygote), de eenvormigheidswet, de wederkerigheidswet, een lijvig boek die je leert wat er echt nodig is om tot een goed resultaat en succes in de kanariekweek te komen.

Om de boekenkast volledig te maken heeft de Koninklijke Nationale Belgische Bond (K.N.B.B.) nog een historiek van de Belgische Waterslager, geschreven door Gustaaf Lelievre. Het is een verrijkend boek voor wie ‘iets meer’ wenst te weten over sociale toestanden in het begin 18de eeuw; het aanleren van de zang; de bastaardkweek met kanaries; de Antwerpse en Mechelse zangkanaries; de organisatie van de oorspronkelijke zangwedstrijden; de eerste keuringen, de eerste keurlessen; invoering van het puntenscala bij het keuren, en zoveel meer.

 
Afluisterochtend, 25 november 2023. Vlnr. Piet Hagenaars, Jan Zonderop, Tinus Teeuwen en Rob Bisschops geconcentreerd luisterend naar een stam waterslagers.

Op zoek naar imitatietalent
Het kweekplan is er op gericht specifiek erfelijk vastgelegd imitatietalent in de stam te versterken. Klaar en duidelijk schrijft Jaap Plokker ons verder dat poppen minstens even belangrijk zijn dan mannen. Of mannen over de erfelijke bagage beschikken om het vereiste imitatietalent aan de nakomelingen door te kunnen geven is vrijwel eenvoudig te bepalen, nl. in welke mate benadert hun zang dat van de voorzangers? Het probleem is echter hoe selecteer je de poppen? Ze zingen namelijk niet. De enige referentie voor hun erfelijke capaciteiten zijn de broers. Om enig zicht te krijgen op in poppen vastgelegde erfelijke zangeigenschappen zul je niet alleen op individueel, maar vooral op gezinsniveau moeten selecteren. Des te meer jongen van een koppel, des te betrouwbaarder beeld krijgt men over het erfelijk vastgelegd imitatietalent in desbetreffend ‘gezin’, zowel broers als zussen.

In België bestaat een vaste gewoonte om één man te koppelen aan twee poppen, vaak zelf met drie poppen. Een Frans Nationaal kampioen M. Jacques deelde me mee zelf te kweken met vier poppen! Door hun jongen te selecteren naar hun zangkwaliteit en imitatietalent kan men ook snel de kweekmoeders zelf selecteren.

Ook weten wij, dat voornoemde kweker J. Gilbert een aparte kamer had, mogelijk zelfs meer dan één, waar zijn beste kampioenen, ver weg van alle vreemde geluiden, jaarlijks aan de nieuwe garde Waterslagers zangles gaven, en dat onder de strenge beoordeling van genoemde wereldkampioen, en dit zowel voor zijn jongen als voor de voorzangers. 

Besluit
Ik stel vast dat Karl Reich niet (of bewust) deel konden nemen aan zangwedstrijden, daartoe leenden zich zijn vogels ook niet. Reich’s manier van kweken is wel degelijk de beste weg, om uiteindelijk tot de betere kanariezangvogels te komen. (Dr. Hans Duncker heeft ons de theoretische onderbouwing voor Reich’s kweekmethode aangereikt. J.P.) 

Men kan ook niet eeuwig in familieverband blijven kweken, op gevaar af dat op een bepaald moment de jongen verzwakken en ernstige lichamelijke gebreken gaan vertonen. Dan kan alleen het inbrengen van vers bloed de oplossing bieden, die dan ook nog best de zelfde of zo dicht mogelijk de zelfde zangrichting vertonen.
Deelnemen aan zangwedstrijden, is ook niet zonder gevaar voor jonge zangkanaries. Zelf heb ik het meermaals meegemaakt, dat we ons verplicht zagen een of meerdere vogels uit de wedstrijd te nemen die wildzang zongen. Het staat zelf in het reglement, voor deze vogels een aparte plaats te voorzien, liefst ver weg van de prijskampvogels. Onze verantwoordelijken, en het keurderskorps doen hun best om ook dit op de keurkaart te vermelden van vernoemde vogels.

Wie als jongeling een hobby zoekt, aan hen zou ik zeker aanraden, dat zangkanaries kweken, een boeiende en leerrijke hobby is.

“ZO D’ OUDE ZONGEN, ZO PIEPEN DE JONGEN“

 
21 december 2023, opbouwen wedstrijdlocatie. Piet Hagenaars en Gerard van Zuijlen verduisteren de ramen.

-0-

 Opkooien en op zang komen van onze jonge zangkanaries

 door Jan Zonderop

Het door Jaap Plokker geschreven artikel ‘Overwegingen omtrent het op zang komen van jonge zangkanaries’ in editie 2024-1 van ons Contactblad werd als volgt afgesloten: ‘We kunnen dus, vooralsnog, alleen met het uitwisselen van kwekerservaringen meer inzicht verwerven over waarom de ene vogel veel eerder op zang is dan de ander. Ik doe dan ook hierbij een oproep om jouw ervaringen omtrent dit onderwerp te delen met anderen en ook jouw visie te geven op de door mij naar voren gebrachte veronderstellingen. Het liefst natuurlijk door middel van een bijdrage in ons clubblad’.
Gelukkig heeft Jan Zonderop de toegeworpen handschoen opgepakt, waarvoor we hem bijzonder erkentelijk zijn, en in onderstaand artikel deelt hij zijn ervaringen met ons.

In het contactblad van maart 2023 en van februari 2024  gaat onze voorzitter Jaap Plokker uitvoerig in op de thema’s opkooien en het op zang komen van de jonge mannen. Hij vertelde ons zijn ervaringen en veronderstellingen omtrent deze belangrijke onderdelen van onze zangkanarie liefhebberij.
Ik heb Jaap beloofd om mijn doen en laten, evenals de ervaringen omtrent het opkooien en het op zang komen voor het Contactblad op papier te zetten. In de loop der jaren heb ik aardig wat ervaring opgedaan, maar zeker niet alle wijsheid in pacht. Om over dit onderwerp ook eens de visie van een andere, ervaren, kweker te horen heb ik contact gezocht met Andries Gort. Aan het einde van ons lange telefoongesprek bleek dat zoals Andries het vroeger deed, en ik tegenwoordig, we veel raakvlakken hebben.


 Enkele weken voor de jonge mannen worden de overjarige mannen opgekooid in ruime inzetkooitjes.
 

Huisvesting en eerste zangpogingen
Voor een ieder die zangkanaries kweekt en houdt zijn de omstandigheden veelal heel verschillend. Bijvoorbeeld: zijn de vogels binnen in huis of in een schuur gehuisvest, koud of verwarmd, en van welke kant komt de zon?
Mijn vogels kweek ik in een houten schuur zonder verwarming, die op de zuidwest zijde onder een balkon staat, waardoor het ook zomers redelijk koel blijft. Mijn volière, waar de jonge mannen en poppen op een leeftijd van zo’n 30 dagen in gaan, staat ook buiten en daarin is het relatief licht. Alle jonge vogels, zowel mannen als poppen, kunnen, als ze dat willen, apart zitten op zogenaamde zangstudie stokjes. Ze beginnen al gauw te frazelen, zoals Jaap dit noemt.
Het is ook altijd een leuk moment als je een kweekman, waarmee je klaar bent, in de volière doet en hij vervolgens gaat zingen. Een aantal jonge mannetjes gaat direct bij hem zitten; nieuwsgierig kijkend en ook luisterend wanneer de man zingt. Dit gaat snel over, maar als je een aantal dagen later weer een volgende oude man in de volière loslaat herhaalt zich hetzelfde schouwspel. Soms gaan de jonge mannetjes de nieuwkomer pesten en pikken. 

Zangontwikkeling gaat gestaag door
Als de jonge vogels met de jeugdrui bezig zijn gaat het oefenen met de zang gewoon door en dit wordt steeds frequenter. Ik vind het doorzingen tijdens de rui heel apart. Als de zang in augustus en september al behoorlijk vordert hebben ze vaste tijden om te oefenen. ’s Morgens rond 7 en 11 uur en ‘s middags zo rond 4 uur. Ik heb niet de indruk dat tijdens de ruiperiode van de jonge mannen er een stagnatie in de zangontwikkeling optreed. Integendeel, het lied wordt, wat betreft de toeren, steeds luider en duidelijker. Als je, bijvoorbeeld, met een stofzuiger aan de gang gaat reageren ze daar direct op.
De rui heeft wel invloed op de zang van de overjarige mannen. Die stoppen met zingen en moeten hun lied daarna weer helemaal opnieuw beginnen
.

Eerst overjarige mannen opkooien
Vroeger kooide ik de jonge mannen het laatst van oktober op. Dit had te maken met de tijdstippen van de clubwedstrijd en die van het gewest van de ANBV. Die vielen namelijk tamelijk vroeg. De laatste jaren kooi ik de jonge mannen op in de eerste week van november.
Een paar weken daarvoor kooi ik de oude mannen op, in hele ruime inzetkooien. De opgekooide overjarige mannen zet ik in een speciaal kastje. Dan kan ik ze ieder voor zich beoordelen en beluisteren hoe ze na de rui in zang teruggekomen zijn. Ze komen best wel gauw weer op zang en het is ook leuk om dat waar te nemen. Bovendien is het ook gezellig in huis. Afgelopen seizoen zat daar een mooie, aangekochte, man tussen, met  andere zang dan mijn eigen vogels. Ik kon constateren dat door het verblijf in mijn zangmilieu de zang van de ‘vreemde’ man al behoorlijk was ondergesneeuwd. Deze man ga ik komend seizoen toch weer gebruiken. De jonge mannen uit deze man en mijn eigen poppen waren mooi en zeer zanglustig. De stam hieruit kreeg als compliment van de keurmeester “prima zanglust” en daar houd ik van.


Jan Zonderop (l)  in druk gesprek met Ton Diepenhorst tijdens de studiedag van de 37e clubkampioenschappen op 23 december 2023.

Opkooien jonge mannen
Enkele weken na de overjarige worden de jonge mannen, op zang of niet, opgekooid. Een voorwaarde voor het opkooien van de jonge mannen is dat ze goed door de rui zijn.
Ik kooi alle jonge mannen in één dag op. Voordat ik ze in het kooitje zet geef ik ze eerst in de volière badwater. Daarna krijgen ze gelegenheid om zich goed te drogen. Vervolgens vang ik ze uit en krijgen ze allemaal een druppel Parasita in de nek, zodat ik geen bloedluis in de zangkast krijg. De zangkooitjes heb ik ruim van te voren al tegen luis behandeld en staan schoon klaar. Ik zet in de zangkast familie zoveel mogelijk al bij elkaar en tussenschotjes worden voorlopig niet geplaatst. Het is namelijk een grote cultuurschok voor die beestjes. Als de vogels eenmaal goed doorzingen plaats ik pas de tussen
-schotjes. Dat kan na één of twee weken zijn.

De zangkastperiode
Er zitten in mijn zangkast zes planken waarop, per plank, vijf zangkooitjes naast elkaar kunnen staan. In het midden komt een oude man of een brutale jonge vogel. Links en rechts daarvan twee jonge vogels. Ze kunnen elkaar dus zien. Ik heb van diverse vogels al een beeld hoe brutaal en zanglustig ze waren in de volière. Als er vogels in de volière steeds vlak voor m’n ogen zitten te zingen noteer ik de ringnummers. Dan weet ik ook wat zeker mannen zijn.
Als je de jonge vogels voor het eerst weer in de zangkast hoort zingen valt het mij altijd weer op hoe gebrekkig ze dan overkomen, en dat je denkt: “Zijn dat ze nou?”.
Vroeger, toen mijn leermeester Makkus nog regelmatig bij mij thuis kwam, vroeg hij altijd: ”Hoe lang zitten ze in de zangkast?” Hij vond dat ze minimaal drie weken in de zangkast moesten zitten om ze goed te kunnen beoordelen. Daarvoor hoor je bij het uitzetten nog vaak studiezang.
Geduld is een schone zaak en dat heb je nodig om het vertrouwen van de vogels te winnen. Je moet veel met de vogels bezig zijn en ze observeren. Vogels die slecht op zang komen, dus bijvoorbeeld nog studiezang laten horen, laat ik gerust wat langer op tafel staan met een oude man eronder of een jonge man die al goed doorzingt. Dit na een uitgebreid bad op het aanrecht. Ze kun
-nen zich dan ook even lekker poetsen en in de schone zandlade zoeken naar wat van hun gading is. Je staat er versteld van hoe snel ze bijtrekken. Ze moeten het naar hun zin hebben.
Vogels die achterblijven gaan bij mij absoluut niet meer terug in de volière
, want in de zangkast leren ze het door naar elkaar te kijken en te luisteren.
De jonge mannen tijd en vertrouwen geven en zelf geduld hebben is één. De vogels observeren voor de zangkast is ook belangrijk. Van mevrouw van der Toorn heb ik onthouden dat zij de vogels noteerde die als eerste in de zangkast begonnen te zingen. Dat doe ik ook en het is niet onbelangrijk, want deze vogels komen in de regel onderin een stam te staan. Het afgelopen seizoen heb ik op deze manier de onderste vogels voor mijn drie stammen geselecteerd. Zij kregen en verdienden de voortrekkersrol.
Vogels die toch poppen blijken te zijn gaan, als het weer het toelaat, de volière weer in.

 

Wedstrijdtraining
Dan nog iets over het africhten of wedstrijdtraining. Ik zet mijn vogels een week voordat ze naar de wedstrijd gaan elke dag een kwartier of twintig minuten uit. Iedere keer in een andere ruimte. Dit advies heb ik ooit eens gehad van Wim Petersen en dat bevalt mij goed. Vroeger nam ik ze ook wel eens mee naar mijn ouders, toen die nog leefden. Immers, als je “N.G.” krijgt voor een vogel of stam dan is dit frustrerend. Ik kan mij niet herinneren wanneer ik voor het laatst “N.G.” op de keurlijst heb gehad. Met de uitspraak van Jaap “een zenuwenlijder  is geen wedstrijdvogel en dat wordt hij niet ook” ben ik het eens. Een ringenpikker heb ik dat wel eens afgeleerd door een paar keer de ring in te smeren met petroleum. Ook heb ik van Max Gerhards, een harzerkweker, het advies gehad om de ringetjes aan de binnenkant iets af te bramen, omdat die wel eens scherp kunnen zijn door braampjes en dit irriterend is aan de poot.

Slot
Ik wil besluiten met enkele opmerkingen die voor mijn doen en laten belangrijk zijn: Ik kooi niet zo vroeg op. Het enige waar ik bij het opkooien bij de jonge mannen op let is dat de vogel door de rui moet zijn. De schotjes doe ik er niet te gauw tussen. Wanneer ik dit wel doe hangt helemaal af van hoe het zich in de zangkast ontwikkelt. Constateer je jonge mannen die achterblijven of zenuwachtig zijn? Raak niet in paniek; rustig proberen het vertrouwen van de vogel te winnen. Mijn mening tot slot is: als je een stam wedstrijdvogels kan samenstellen, die je goed africht dan hoef je niet te vrezen voor “N.G.’ Maar zeg nooit, nooit het is tenslotte levende have.

-0-

Krijgen in de zangveredeling zangkanariepoppen wel voldoende aandacht?

door Jaap Plokker

In de loop der jaren ben ik al bij heel wat afluistermomenten aanwezig geweest. In de discussies naar aanleiding van het gezongen lied valt op dat vrijwel uitsluitend gesproken wordt over afstamming in de mannelijke lijn. Is dat terecht? In onderstaand artikel wordt kwekers er op geattendeerd de afstamming van de poppen niet te veronachtzamen.

Deelname aan wedstrijden voor zangkanaries is uitsluitend voorbehouden aan de mannetjes, vrouwtjes zingen immers niet, en als ze dat wel doen dan is dat in de regel maar een flauwe afspiegeling van de zangkunsten van de man. Ik kan me daarom niet aan de indruk onttrekken dat kwekers in de regel meer gefocust zijn op het aantal mannen dat ze kweken en hoe die zingen en de aandacht voor de poppen daarbij achterblijft. Als er aandacht is voor de pop dan is die toch vooral gericht op het reproductievermogen en moedertrouw en veel minder op de zangeigenschappen. Ik heb zelfs gehoord van kwekers die na de broedtijd al hun overjarige poppen van de hand doen en uitsluitend met jonge poppen kweken. Anderen proberen zo vroeg mogelijk van hun overtollige poppen af te komen en selecteren al vroeg in het najaar welke poppen weggaan en elke worden aangehouden. In beide gevallen weet de kweker niet welke zangeigenschappen hij in de verkoop doet, omdat op dat moment nog helemaal niet bekend is over welke zangkwaliteiten, respectie-velijk, de jongen uit desbetreffend koppel of de broers beschikken. Zo’n kweker is dus totaal niet geïnteresseerd in welke zangeigenschappen zijn poppen vererven of zouden kunnen vererven. Loost hij na de kweek ook al zijn overjarige mannen? Ik weet wel zeker van niet. Een kweker kan, veelal zelfs uit zijn hoofd, precies aangeven hoe van een bepaalde man de afstamming in de mannelijke lijn in elkaar steekt, maar de vraag is of hij enige notie heeft van de afstamming in de vrouwelijke lijn.
Als we er van uitgaan dat het uiteindelijk gezongen lied van een kanarieman het resultaat is van een combinatie van erfelijkheid én zangmilieu, dan is het vreemd dat in de stamopbouw een kweker veel meer gefocust is op de vader, en hoe die vererft, dan wat de moeder aan het nageslacht doorgeeft.

 
21 december 2023, opbouwen wedstrijdlocatie. Krien Onderwater, Boudewijn van der Stelt en Gerard van Zuijlen bezig met het opzetten van de keurcabines.

Erfelijkheid en zangmilieu
In de afgelopen jaren is in ons Contactblad regelmatig de vraag aan de orde geweest op welke wijze we bij de veredeling van kanariezang rekening moeten houden met zowel erfelijkheid als het zangmilieu. We hebben toen gezien dat vanaf de jaren ’20 van de vorige eeuw, vooral nadat met behulp van de wetten van Gregor Mendel heel veel verklaard kon worden omtrent de vererving van kleuren bij kanaries, aanvankelijk vooral werd gekeken naar de vererving van kanariezang en zangtoeren. In de opbouw van een stam zangkanaries en de veredeling van het lied stond de erfelijkheid centraal; het zang-milieu werd als een ondergeschikte factor beschouwd. Vanaf de jaren ’80 is deze opvatting steeds meer naar de achtergrond verdwenen en werd aan het zangmilieu een steeds grotere rol toebedeeld. Sommige kwekers gingen er zelfs vanuit dat uitsluitend het zangmilieu bepaalde hoe een jonge kanarieman uiteindelijk ging zingen en erfelijkheid er nauwelijks toe deed. Als de eitjes van een kleurkanarie door een waterslager zouden worden uitgebroed dan zouden de keurkanariejongen in het zangmilieu van de waterslagers ook als een water-slager gaan zingen, was hun veronderstelling. Deze veranderde zienswijze op de veredeling van kanariezang was het directe gevolg van allerlei experimenten op universiteiten met zangkanaries, waaronder waterslagers en harzers, waaruit bleek dat zonder voorzang een jonge kanarieman maar een gebrekkig lied ontwikkelde.
Waren de wetenschappelijke experimenten aanvankelijk vooral geconcentreerd op hoe jonge kanariemannen hun lied leren en het belang van het zangmilieu daarin, de afgelopen decennia is vanuit wetenschappelijke hoek ook steeds meer aandacht voor de invloed van erfelijke factoren op het uiteindelijke lied van een kanarieman. Ik hoop t.z.t. over dit onderwerp een artikel in ons clubblad te publiceren, maar om alvast een tipje van de sluier op te lichten: wetenschappelijke experimenten hebben inmiddels aangetoond dat het onwaarschijnlijk is dat een kleurkanarie als een volwaardige raszuivere waterslager of harzer zal kunnen zingen, mede omdat het gehoororgaan van de waterslagers en harzers afwijkt van die van kleur- en  postuurkanaries. Raszuivere harzers en waterslagers horen minder, omdat het frequentiebereik van hun gehoororgaan beduidend kleiner is. Raszuivere zangkanaries gebruiken ook hun zangorgaan anders. Vanuit de hersenen van harzers en waterslagers krijgen bepaalde spieren in het zangorgaan, de syrinx, geen aansturing, terwijl dit wel bij kleur- en postuurkanaries het geval is. Beide eigenschappen zijn erfelijk vastgelegd. Wetenschappers veronderstellen dat deze kenmerken zijn ontstaan als gevolg van eeuwenlange selectie op bepaalde zangeigenschappen. Dit zou er op wijzen dat het vanaf de 17e eeuw doelgericht kweken van kanaries op specifieke zangkenmerken tot erfelijk vastgelegde deformatie, vervorming, van het natuurlijk functioneren van voor de zang en zangontwikkeling essentiële organen heeft geleid. We moeten dan in het bijzonder denken aan de kweek van, aanvankelijk, de ‘nachtgaalzangers’ en later hun nakomelingen de waterslagers, en de in de 19e eeuw vanuit deze lijn ontwikkelde ‘zijtak’, de harzers. Kleur- en postuurkanaries staan wat betreft het functioneren van hun gehoor- en zangorganen veel dichter bij hun natuurlijke voorouders dan waterslagers en harzers en beschikken dus over een gehoororgaan en een gevarieerder lied met een veel groter frequentiebereik.

 
21 december 2023, inkooien. Krien Onderwater heeft zijn vogels op tafel gezet, Piet Hagenaars noteert de ringnummers terwijl Jan Zonderop ze naar achteren brengt.

Het verervingsmodel van dr Hans Duncker
Overigens moeten we ons niet blij maken met een dooie mus. Een wetenschappelijk onderbouwd antwoord op de vragen welke elementen van een kanarielied door erfelijke factoren worden bepaald, hoe dat precies in zijn werk gaat en op welke manier we deze kennis in onze kweekpraktijk kunnen toepassen is nog verre toekomstmuziek. Tot dan geef ik er de voorkeur aan me in de kweekpraktijk te baseren op het verervingsmodel van dr. Hans Duncker. Duncker’s analyse en veronderstellingen zijn weliswaar al meer dan honderd jaar oud, maar de kweekpraktijk ondersteunt nog altijd de waarde van zijn theorie. Een geloofwaardiger, mede op praktijkondervinding gebaseerd, theoretisch, wel doordacht, model voor de stamopbouw en de veredeling van kanariezang heb ik tot dusver niet gevonden. Wellicht ten overvloede nog even kort de achtergrond en inhoud van het op Duncker’s hypothese gebaseerde kweekmodel.
De Duitse kweker Karl Reich wist in het tweede en derde decennium van de vorige eeuw uit zijn edelrollers zangkanaries te kweken die zongen als nachtegalen. Reich’s kweekprestatie fascineerde de eveneens te Bremen woonachtige dr. Hans Duncker. Deze wetenschapper zocht contact met Karl Reich en zij raakten bevriend. Duncker ging in de kweekadministratie van Reich op zoek naar een wetenschappelijk onderbouwde verklaring voor zijn succes. Duncker constateerde dat Reich niet alleen de jonge kanariemannen uitsluitend nachtegaalzang als voorzang gaf, maar in zijn kweek alleen gebruik maakte van vogels die in staat bleken de nachtegaalzang zo goed mogelijk te kunnen imiteren. Op basis daarvan ontwikkelde Duncker zijn veronderstelling dat Reich gebruik had gemaakt van het erfelijk vermogen tot imiteren van kanaries. Door in de selectie van zijn kweekmateriaal uitsluitend te kijken naar het vermogen nachtegaalzang te kunnen imiteren had hij de erfelijk overdraag-bare eigenschap van het kunnen imiteren van nachtgaalzang in zijn stam versterkt. Als gevolg hiervan leek het lied van iedere volgende generatie ‘edel-rollers’ meer op dat van de nachtegaal dan de vorige.
Duncker’s analyse en hypothese gaat er dus van uit dat veredeling van kanariezang mogelijk is door gebruik te maken van het erfelijk vastgelegd imitatie-talent in combinatie met de voor de zangveredeling gewenste voorzang.

Ook poppen vererven zangeigenschappen
Wie Reich’s kweekadministratie nader bestudeert komt tot de conclusie dat hij heel veel zorg besteedde aan de selectie van zijn poppen. In zijn streven kanariemannen als nachtegalen te laten zingen kweekte hij uitsluitend met poppen uit ‘gezinnen’ die in staat bleken de nachtegaalzang zo goed mogelijk te kunnen imiteren. Op een bepaald moment was hij genoodzaakt tot ‘bloedverversing’ en ging hij in Duitsland op zoek naar poppen van liefhebbers met een zangstam die beschikte over eigenschappen die voor het zingen van nachtegaalzang vereist waren. Voor het kweken van zijn ‘nachtegaalzangers’ waren voor Reich de poppen minstens zo belangrijk als de mannen.
Dat Reich niet alleen gebruik maakte van het imitatietalent van de mannen, maar ook kweekpoppen koos waarvan hij veronderstelde dat zij eveneens het kunstje van het imiteren van de nachtegaalzang erfelijk konden doorgeven was voor Duncker mede een bouwsteen voor zijn theorie.
Welke elementen van kanariezang door man en pop gezamenlijk en welke door ieder afzonderlijk erfelijk worden doorgegeven is (nog) niet bekend. We weten inmiddels wel dat het niet kunnen horen van hoge frequenties door waterslagers en harzers erfelijk wordt bepaald, dit van invloed is op het gezongen lied en zowel man als pop gehooreigenschappen kunnen doorgeven. Omtrent de erfelijkheid van kanariezang bestaan nog heel veel onbeantwoorde  vragen, maar inmiddels is wel wetenschappelijk aangetoond dat we er van moeten uitgaan dat ook de pop aan het nageslacht eigenschappen doorgeeft die het uiteindelijke lied mede bepalen. De geloofwaardigheid en praktische toepasbaarheid van Duncker’s kweekmodel voor de veredeling van kanariezang is hierdoor opnieuw versterkt. 


22 december 2023, keuringsdag. Krien Onderwater beoordeelt een stam waterslagers.

Besluit
Doen wij in onze kweekpraktijk recht aan de mogelijkheid dat de intrinsieke zangkwaliteiten van onze jonge kanariemannen mede door de pop wordt bepaald? Het lijkt er niet op. Kijkend en luisterend naar wat zangkanariekwekers over hun kweek vertellen valt me op dat zij primair uitgaan van de man. Als het lied van een kanarieman wordt geanalyseerd weet de kweker in de regel wel haarfijn de afstamming via de mannelijke lijn aan te geven, maar de afstamming via de poppenlijn blijft onbesproken. Als er ‘vreemd bloed’ wordt aangeschaft dan zijn dat in de regel mannen. In het najaar hoor je vervolgens van de kweker welke jongen afkomstig zijn uit de man van Pietje en welke uit de man van Jantje. In de gesprekken is de focus altijd gericht op de mannen. Ik ken eigenlijk geen enkele zangkanariekweker die doelbewust uit een bepaalde lijn poppen probeert te kweken.
Dat de pop invloed heeft op de zang van haar jongen wordt in de zangkanariewereld weliswaar onderkend, maar wat doen kwekers in de praktijk om zo zeker mogelijk te zijn dat de kweekpop de gewenste zangeigenschappen doorgeeft? Ze nemen weliswaar een zusje van een broer die goed heeft gezongen, maar hoe doordacht is hun keuze op basis van de genetische achtergrond van de pop? Hoe zeker is de kweker dat de zus over dezelfde erfelijke bagage beschikt als de broer? Kwekers die doelbewust veel broers en zussen kweken, dus bewust kiezen voor zo veel mogelijk jongen van een paar koppels, ken ik eigenlijk niet. Ik ken wel kwekers die een mooie man op zoveel mogelijk poppen zetten, in de hoop dat uit een van de paringen mooie zonen komen. Kortom het kweken van zangkanaries in Nederland is, mijn inziens, vooral mangericht; de pop lijkt wat betreft de zangvererving eerder bijzaak te zijn, terwijl zowel man als pop zangeigenschappen erfelijk aan de jongen doorgeven. Ik denk dat de meeste zangkanariekwekers in Nederland, in vergelijking tot dat van hun mannen, veel minder onderbouwde notie hebben omtrent de veronderstelde erfelijke zangeigenschappen van hun poppen.

Wordt het geen tijd om bij de veredeling van onze kanariezang de pop de belangrijkheid toe te kennen die ze heeft en we ons meer gaan realiseren dat we voor onze zangveredeling niet alleen mooi zingende vaders, maar ook op veronderstelde erfelijke zangeigenschappen geselecteerde poppen nodig hebben?

 
22 december 2023, keuringsdag. Piet Hagenaars vermeldt na de keuring op de keurlijsten de naam van de inzender en de ringnummers.

-0-

 Zangkanaries en wetenschappelijkonderzoek

Een leven lang leren en vergeten

De zangkanarie als een ‘open ended vocal learner’

door Jaap Plokker

Het fascineert wetenschappers al decennia hoe het mogelijk is dat sommige zangvogels niet alleen een heel complex lied ontwikkelen, maar dat ook nog gedurende hun hele leven kunnen veranderen. Wat speelt zich in het brein van, bijvoorbeeld, de zangkanarie af waardoor deze vogel zo’n opmerkelijke zangeigenschap heeft? In dit artikel duiken we in de wereld van de neurobiologen en hun speurtocht in de hersenpan van de zangkanarie. Mogelijk verschaffen zij ons ook inzicht in onze ervaring dat het lied van een aangekochte kanarieman in de loop van de tijd zo kan afwijken van wat hij zong toen hij werd aangeschaft.

Geeft onderzoek naar hoe vogels hun lied ontwikkelen ons ook inzicht over hoe mensen leren spreken? Wat speelt zich in de hersenpan van mens en vogel af wanneer er wordt geleerd om te spreken of te zingen? Neurowetenschappers houden zich o.m. met deze vragen bezig. Onderzoek naar het zenuwstelsel dat de zangontwikkeling van zangvogels aanstuurt gaat dus verder dan louter nieuwsgierigheid naar hoe een kanarieman van het brabbelen in zijn jeugd in acht maanden tot een gevarieerd lied komt.
Bovenstaande verklaart wellicht mede waarom er op universiteiten zoveel onderzoek is gedaan naar zangontwikkeling bij vogels, ook bij kanaries. Het probleem voor niet ingewijden is dat de artikelen waarin de neurobiologen hun bevindingen wereldkundig maken zo vol staan met neurologische termen en vakjargon dat ze voor een leek nauwelijks te volgen zijn. Als buitenstaander ben je dus al blij wanneer je iets snapt van de conclusies en de samenvatting.
Zoals gezegd is er in de afgelopen decennia heel veel onderzoek gedaan naar de zangontwikkeling bij zangvogels. Daaruit zijn algemene conclusies te trekken, maar blijkt ook dat de resultaten van een onderzoek bij, bijvoorbeeld, zebravinken, niet per se van toepassing hoeft te zijn op de zangontwikkeling bij kanaries. Kanaries vormen, met andere zangvogels, weer een specifieke groep, omdat zij, in tegenstelling tot, bijvoorbeeld, zebravinken, na het bereiken van de volwassen leeftijd gedurende hun verdere leven hun lied kunnen veranderen. Kanaries leren dus hun hele leven zang bij en af. Kanaries behoren daarmee tot de zogenaamde ‘open ended vocal learners’;  ze zijn nooit uitgeleerd en hun lied is dus nooit ‘af’.  Dit maakt kanaries ook bijzonder interessant voor wetenschappelijk onderzoek, want wat speelt zich in het kanariebrein af waardoor het voor kanaries niet alleen mogelijk is om gedurende hun hele leven hun lied te veranderen, maar ook een uiterst complex en individueel lied te ontwikkelen dat doet denken aan de spraakontwikkeling bij een mens?


22 december 2023, keuringsdag. Tussen de middag keurmeesters, bestuur en medewerkers aan een broodmaaltijd, opgesierd door een kop snert.

Technische uitvindingen maken verder onderzoek mogelijk
Welke tot dan toe onbekende wereld werd ontdekt toen in de 17e eeuw Antoni van Leeuwenhoek zijn microscoop uitvond? Zo zijn er talloze voorbeelden te noemen waarbij een technische uitvinding de wetenschap naar een hoger niveau bracht. Toen na de Tweede Wereldoorlog de  geluidsspectrograaf werd uitgevonden betekende dat een enorme verandering in het onderzoek naar vogelzang. Tot dan waren alle waarnemingen gebaseerd op het menselijk oor van een individu en dat is verre van objectief. Zangkanariekwekers die vogels inzenden voor wedstrijden weten dat als geen ander. Geen keurlijst van dezelfde vogel is identiek, zelfs wanneer meerdere keurmeesters tegelijk dezelfde vogel beoordelen. De waarneming en interpretatie van iedere keurmeester is persoonlijk gebonden. Met de uitvinding van de spectrograaf werd het mogelijk geluid visueel te maken. Daarmee werd de waarneming niet alleen objectief, maar ook uitwisselbaar met anderen. De wetenschap die vogelzang onderzoekt is dus na de Tweede Wereldoorlog fundamenteel anders dan daarvoor.
Voor de analyse van vogelgeluiden wordt sindsdien door wetenschappers veel meer gekeken naar sonogrammen en geluidspectrogrammen dan geluisterd met het oor. Minieme verschillen in vogelzang, die voor het menselijk oor nauwelijks waarneembaar zijn, worden via de geluidsopname en -weergaveapparatuur wel zichtbaar. Hierdoor is uitermate gedetailleerd onderzoek naar vogelzang mogelijk.1
Om vogelgeluiden te omschrijven en analyseren gebruiken wetenschappers andere begrippen dan zangkanariekwekers. Het geheel aan geluid dat een vogel voortbrengt noemen we zijn lied. In de internationale, voornamelijk Engelstalige, wetenschappelijke literatuur gebruikt men hiervoor de term ‘song’. 1n het jargon van de zangkanariekweker bestaat een lied uit een aantal strofes en elke strofe is weer samengeteld uit verschillende toeren.
Wetenschappers die het lied van zangvogels onderzoeken gebruiken niet of nauwelijks begrippen die overeenkomen met de in de zangkanariewereld gebruikelijke begrippen ‘strofes’ en ‘toeren’. Wat ze wel gebruiken zijn de termen ‘note’ en ‘syllable’.  Laten we om de betekenis van deze begrippen duide-lijk te maken uitgaan van de waterslagertoer ‘tjokken’. Het kleinste onderdeel van de toer ‘tjokken’, te weten ‘tjok’, bestaat uit vier klanken of, in het wetenschappelijk jargon, ‘notes’, te weten ‘t’, ‘j’, ‘o’ en ‘k’. Een combinatie van ‘notes’ vormt een ‘syllable’. In het voorbeeld is ‘tjok’ dus zo’n ‘syllable’. Wij duiden een ‘syllable’ aan met ‘lettergreep’ of ‘toongreep’. Wanneer ‘syllables’ worden herhaald en als een cluster van nagenoeg identieke ‘syllables’ gezongen worden noemen wetenschappers dat een ‘phrase’ of ‘syllable type’. Wij noemen dat een ‘toer’.
Wetenschappers  gaan er van uit dat in het lied van een gecultiveerde zangkanarie een 20-40 tal verschillende ‘syllables’ of  ‘lettergrepen’ gevonden kunnen worden. Dit kan variëren per zangkanarieras.
In de onderzoeken naar en analyses van het kanarielied wordt door wetenschappers vooral gekeken naar de samenstelling van de ‘syllables’, de ‘lettergrepen’ of ‘toongrepen’, en dus niet zozeer naar ‘toeren’. 


Tekening van de vogelhersenen met daarin de voor de zang en zangontwikkeling belangrijkste kernen, in het bijzonder zijn dat de kernen aangeduid met HVC, RA en AreaX. Uiteindelijk leiden de onderlinge connecties van de zangkernen in de hersenen naar de syrinx, het zangorgaan van de kanarie.

Fernando Nottebohm
De in 1940 te Buenos Aires, in Argentinië, geboren Fernando Nottebohm behaalde in 1966 zijn doctoraal aan de University of California, te Berkeley. Uit het onderwerp voor zijn proefschrift blijkt dat Nottebohm toen al interesse toonde voor wat zich in de vogelhersenen afspeelt wanneer vogels hun lied leren. Het grootste deel van zijn loopbaan als neurowetenschapper is Nottebohm als professor verbonden aan de Rockefeller University in New York. Tijdens zijn actieve loopbaan heeft Nottebohm en zijn studenten heel veel neurologisch onderzoekswerk gedaan met kanaries. Eén van zijn specialismen is het onderzoek naar wat er in het brein van kanaries gebeurt tijdens de zangontwikkeling, die, zoals hij ontdekte, niet beperkt bleef tot de eerste acht levensmaanden, maar gedurende het gehele leven van een zangkanarie plaats vindt. Voor de experimenten met kanaries werd aan de Rockefeller University een hele kwekerij opgezet, waar waterslagers werden uitgebroed en grootgebracht.
Fernando Nottebohm geldt in wetenschappelijk kring als een autoriteit, zeker ook op het gebied van de ontwikkeling van vogelzang. In artikelen in wetenschappelijke tijdschriften wordt tot op de dag van vandaag verwezen naar zijn onderzoeken en menig onderzoeker heeft een beroep gedaan op zijn kennis en ervaring.  


23 december 2023, studiedag. Na de opening zijn keurlijsten en catalogus uitgereikt en iedereen duikt meteen in de papieren. Vlnr. Andries Gort, Boudewijn van der Stelt en Tinus Teeuwen.

Zang wordt vanuit bepaalde kernen in de hersen aangestuurd
Het eerste artikel dat ik wil noemen dateert uit 1976 en betreft een onderzoek dat Fernando Nottebohm uitvoerde in samenwerking met Tegner M. Stokes en Christiana M. Leonard. Van het lied van volwassen kanariemannen werden spectrogrammen gemaakt. Vervolgens werden bij deze vogels specifieke plaatsen in de hersenen beschadigd, waarna het lied enkele dagen werd opgenomen. Tenslotte werden de vogels gedood om de hersenen nader te kunnen onderzoeken. Uit de analyse van de spectrogrammen van het kanarielied voor en na de operatieve ingreep, gecombineerd met het hersenonderzoek, kon men opmaken welke hersenbeschadigingen effect hadden op de zang van de vogels.
Op deze wijze vonden ze in de hersenen bepaalde kernen die een actieve rol vervullen bij het zingen van de kanarie. Ze ontdekten bovendien dat vanuit deze kernen verbindingen liepen naar de syrinx, het zangorgaan van de vogel. De plaatsen in de hersen die een vooraanstaande rol vervullen in de zangontwikkeling en bij het zingen van een kanarie zijn het HVC (High Vocal Centre) en de kern aangeduid met RA. De kern Area X is ook voor de zang van belang, maar van geringere importantie dan de twee eerder genoemde. In bijgaande figuur is de positie van deze kernen en hun onderlinge verbindingen in de hersenen aangegeven.
De conclusie van Nottebohm in 1976 was dan ook dat het zingen van vogels, zoals van zangkanaries, centraal wordt aangestuurd vanuit de hersenen.
Het door Nottebohm verrichte onderzoek betekende niet alleen een baanbrekende uitbreiding van het inzicht over hoe vogels hun zang ontwikkelen, voor Nottebohm persoonlijk betekende het dat binnen een paar jaar aan de Rockefeller University een speciale afdeling werd gestart, waarover hij de leiding kreeg.2


23 december 2023, studiedag. Jan Zonderop (l) en Jaap Plokker bestuderen de catalogus en hun keurlijsten.

Kanaries veranderen hun lied gedurende hun leven
In 1978 publiceerden Fernando en Marta Nottebohm een artikel naar aanleiding van een onderzoek naar de ontwikkeling van kanariezang over een tweejarige periode. De Nottebohm’s hadden de zang opgenomen van zes mankanaries gedurende hun eerste en tweede levensjaar. Ze ontdekten opmerkelijke verschillen in het lied gedurende het ouder worden. Lettergrepen die in het eerste jaar werden gezongen waren in het tweede jaar verdwenen, terwijl in het tweede jaar nieuwe lettergrepen verschenen. Het repertoire aan lettergrepen was in het tweede jaar beduidend uitgebreider dan in het eerste jaar. Fernando en Marta Nottebohm kwamen dan ook tot de conclusie dat het lied van een kanarie bij het bereiken van de volwassenheid niet vast ligt, maar kan veranderen en dat dus het centrale zangreguleringssysteem in de hersenen van een kanarie bij het bereiken van de volwassen leeftijd niet statisch blijft, maar het verdere kanarieleven flexibel is.3 

Omvang zangkernen in de hersenen fluctueren gedurende het jaar
Na voornoemd onderzoek was dus de hamvraag wat er in het brein van de zangkanarie gebeurt waardoor de kanarieman in de loop van zijn leven in staat blijkt zijn lied te veranderen. In het in 1986 gepubliceerde artikel ‘Development and seasonal changes in canary song and their relation to changes in the anatomy of songcontrol nuclei’ wezen Fernando en Marta Nottebohm en Linda Crane  de weg in welke richting een antwoord gevonden kan worden. Zoals de titel van het artikel al aangeeft hebben de onderzoekers niet alleen het lied van een kanarie gedurende de eerste drie jaar van zijn leven geanalyseerd, maar ook gekeken of er een verband was tussen veranderingen in het lied en veranderingen in de hersenkernen die de zang reguleren. Hun bevindingen waren als volgt:
Jonge kanariemannen worden seksueel volwassen in de late winter, 8-12 maanden na het uitkomen uit het ei. Gedurende deze periode ontwikkelen ze ook hun lied. In de geleidelijke  zangontwikkeling zijn drie fases te onderscheiden, die van de ‘subsong’, de ‘brabbel-’ of ‘frazelfase’; de ‘plastic song’, de fase waarin wel toeren te horen zijn, maar het lied nog plastisch en veranderlijk is en tenslotte de ‘stable song’, het volwassen lied. Wanneer de kanarie-man de fase van zijn stabiele lied heeft bereikt blijft dat onveranderlijk gedurende het broedseizoen. Na het eind van het broedseizoen raakt de kanarieman zijn stabiele lied kwijt en valt gedurende de zomer en vroege najaar terug in de fase van het plastische lied. In deze maanden doorloopt de vogel ook de rui.  De terugval is vrij heftig. Het lied lijkt in ’t geheel niet meer op het stabiele lied van voor de rui en vertoont zelfs kenmerken van de ‘subsong’. In de loop van het najaar doorloopt de kanarieman weer dezelfde ontwikkeling naar het stabiele lied als hij dat jaar daarvoor heeft doorgemaakt, alleen sneller. Wanneer de overjarige kanarieman zijn ‘nieuwe’ stabiele lied heeft gevonden blijkt dit anders te zijn dan zijn stabiele lied van het jaar daarvoor. Er zijn lettergrepen verdwenen en er zijn nieuwe bijgekomen.  Het repertoire aan lettergrepen van het in het tweede jaar gezongen volwassen lied is niet alleen verschillend, maar ook uitgebreider dan in het lied van de éénjarige vogels. Een vergelijkbaar proces voltrekt zich na het tweede en derde broedseizoen. Het merendeel van de nieuw ‘aangeleerde’ lettergrepen worden na de zangterugval in de zomer en vroege najaar door de volwassen kanarie aan zijn lied toegevoegd.
Gelijktijdig met voornoemde zangontwikkeling en wijzigingen in het lied zijn ook veranderingen te constateren in de belangrijkste hersenkernen die de zang reguleren, het HVC en RA. Zij nemen in omvang toe gedurende de zangontwikkeling van ‘subsong’ naar ‘stable song’ bij jonge kanariemannen. Het HVC en RA bereiken hun grootste omvang wanneer de jonge kanarie-man de fase van het stabiele lied heeft bereikt en de kernen blijven in grootte ongewijzigd gedurende het broedseizoen. Na het broedseizoen, gedurende de zomermaanden, neemt de omvang van het HVC en het RA af om in de late zomer een grootte te bereiken die vergelijkbaar is met de omvang van de kernen  toen de vogel 3-4 maanden was. In de loop van het najaar, gelijktijdig met de periode dat de volwassen kanarie weer een stabiel lied ontwikkelt, groeien de kernen weer om in de winter dezelfde omvang te bereiken als het jaar daarvoor aan het begin van het broedseizoen. Dit seizoensgebonden proces voltrekt zich gedurende het gehele verdere leven van de kanarie.
De onderzoekers vermoeden dat bovengenoemde ontwikkelingen door hormonen worden veroorzaakt. Ze vermoeden bovendien dat het ‘vergeten’ van bestaande lettergrepen en het ‘aanleren’ van nieuwe direct verband houdt met het krimpen en groeien van de zangkernen in de hersenen. Met het krimpen van het HVC, en RA en de gelijktijdige terugval van het stabiele lied naar het plastische lied, in de zomer, lijkt de overjarige kanarie dus ook bepaalde elementen in zijn lied kwijt te raken, terwijl tijdens de groei van de kernen er weer ruimte komt om iets nieuws aan te leren.4  






















Vlnr. Boudewijn van der Stelt, Willy en Henny Kling tijdens de pauze tussen het afluisteren in een geannimeerd gesprek tijdens de studiedag van de 37e clubkampioenschappen op 23 december 2023

Sterfte en geboorte van cellen in het HVC veroorzaken veranderingen in het lied van kanaries
Een interessant onderzoek dat ik in dit verband niet onvermeld wil laten is dat van John R, Kirn e.a. en waarvan de resultaten in 1994 werden gepubliceerd. Kirn cs. borduurden voort op de kennis, die, in de jaren ’70 en ’80, vooral op de afdeling van Fernando Nottebohm aan de Rockefeller University was verworven. John Kirn deed een verdere stap om de reeds bestaande kennis te verfijnen.5
Wanneer het lied van een zangkanarie wordt opgenomen dan zijn in de spectrogrammen 20-40 lettergrepen te onderscheiden. Deze lettergrepen vertonen seizoensgebonden veranderingen. Tijdens de broedperiode zijn de gezongen lettergrepen opmerkelijk constant, kopieën van elkaar. Na het broedseizoen verandert het lied, er wordt minder frequent gezongen en de lettergrepen worden minder stereotiep. Het toppunt van het onstabiele lied wordt bereikt in september, twee derde van de gezongen lettergrepen zijn niet stereotiep voor het lied zoals dat, bijvoorbeeld, in de broedperiode werd gezongen. De spectrogrammen van het lied dat in deze periode door de volwassen kanaries wordt gezongen komt overeen met opnames van het lied van jonge kanaries in hun zangontwikkeling tijdens de periode van het (vroeg) plastische lied.
De overjarige kanarieman ontwikkelt na september een volwaardig lied met de voor volwassen kanaries stereotiepe lettergrepen. Echter in februari is er weer een terugval te constateren; het aantal stereotiepe lettergrepen neemt met 15% af. De door de mankanarie in februari gezongen lettergrepen zijn dus minder stabiel dan in de maanden daarvoor. Naar de broedperiode toe wordt het lied weer steeds stabieler. Hoewel volwassen mannelijke kanaries hun lied elke maand van het jaar kunnen aanpassen, is het verlies, toevoeging en wijziging van lettergrepen in het kanarielied vooral duidelijk waarneembaar tijdens perioden van lettergreepinstabiliteit, dus vooral in de late zomerperiode en, in mindere mate, in februari.
Veranderingen in het kanarielied worden veroorzaakt door veranderingen in de hersennetwerken die de zang reguleren en controleren. De meest ingrijpende veranderingen in de hersenen, die de wijzigingen in het lied mogelijk maken, is de sterfte en geboorte van cellen in de zangkernen in de hersenen: het HVC en RA.
Als bovenstaand verhaal klopt moet dus gedurende het hele jaar in de kanariehersenen celsterfte en celgroei plaatsvinden met pieken in de celsterfte in het HVC in februari en vooral gedurende de zomermaanden. John Krim c.s. stelden zich dan ook tot doel om, fysiek, kanariehersenen het jaar rond te onderzoeken of dit daadwerkelijk het geval is.
Om hier achter te komen werden van het op de universiteit aanwezige bestand waterslagers twaalf groepjes van twee tot zes kanariemannen van vijftien maanden oud geselecteerd. Ze werden ondergebracht in een ruimte van 20o C en de belichting kwam overeen met de daglengte van buiten. Vanaf de vijftiende levensmaand kreeg aan het begin van iedere maand één groepje een stof toegediend waardoor het mogelijk was in de kanariehersenen celsterfte en celgroei op te sporen.  Aan het eind van de maand werd zo’n geïnjecteerd groepje gedood en de hersenen, in het bijzonder het HVC, bekeken op cel-sterfte en celgroei. Dit gebeurde twaalf maanden achtereen, iedere maand een volgend groepje. Hierdoor kregen John Kirn cs. van een groep waterslagers met een leeftijd van 15-28 maanden een jaarrond beeld van de celsterfte en celgroei in het HVC. Uit het onderzoek bleek dat het gehele jaar in het HVC cellen afstierven en nieuwe, vervangende, cellen werden geboren, maar dit gebeurde niet gelijkmatig. Pieken in celgroei werden gevonden in de maanden oktober en maart, waarbij in de maand oktober substantieel veel meer nieuwe cellen werden geboren dan in maart. Meer dan gebruikelijke celsterfte trad op in de maanden juli-september met de piek in augustus en in de maanden januari en februari. Een periode van grote celsterfte ging dus vooraf aan een periode van grote celgroei. Toen John Kirn cs. de resultaten van hun onderzoek naar celsterfte en celgroei in het HVC naast de resultaten van de veranderingen in het kanarielied legden, was duidelijk dat periodes van een onstabiel lied overeen kwamen met de periodes van celsterfte in het HVC en fase waarin de kanarieman weer een volwaardig lied ontwikkelde overeen kwam met periodes waarin celgroei het groots was.
Wetenschappers hebben dus ontdekt dat de kanarieman jaarlijks twee periodes heeft waarin hij zijn lied substantieel kan veranderen. De grootste celgroei in het HVC en dus ook de grootste veranderingen in het lied treden op in de nazomer en het vroege najaar. In de maand maart, dus vlak voor de start van het broedseizoen, maakt de kanarieman een qua zangontwikkeling met de ruiperiode vergelijkbare fase door en kan zijn lied wederom substantieel veranderen. Dit gebeurt echter op een veel bescheidener schaal dan in het najaar.
Ook Kirn en zijn medeonderzoekers komen tot de conclusie dat celsterfte en de geboorte van nieuwe cellen in het HVC gerelateerd zijn aan hormonale veranderingen in het kanarielijf. Celsterfte, celgroei en de hormoonhuishouding spelen dus een vooraanstaande rol in de seizoensgebonden veranderingen in het kanarielied. 6

 
23 december 2023, studiedag 37e clubkampioenschappen. Tijdens de pauzes werd een verloting gehouden met orchideeën als prijzen. Piet Hagenaars verkoopt loten

 Slot
In het voorafgaande hebben we in chronologische volgorde enkele artikelen besproken die ons inzicht verschaffen hoe in de loop van jaren de kennis zich heeft ontwikkeld over de wijze waarop in het brein van de kanarieman zijn lied wordt aangestuurd en waardoor het lied gedurende zijn leven kan veranderen.   
Het onderzoek naar wat er precies in het kanariebrein gebeurt tijdens de zangontwikkeling gedurende de eerste levensmaanden en het verdere leven van de kanarieman, en de effecten hiervan op het lied, is doorgegaan tot op de dag van vandaag. Regelmatig verschijnen er artikelen over dit onderwerp. Latere onderzoeken hebben niet geleid tot wezenlijk andere inzichten, wel tot allerlei nuanceringen, die voor wetenschappers interessant zijn, maar te diep graven voor een eenvoudige zangkanariekweker als ondergetekende.
Dat kanariemannen met een ander lied uit de rui tevoorschijn kunnen komen is een bekend gegeven. Mij was het tot op heden niet opgevallen dat ook gedurende het jaar de overjarige man zijn lied kan veranderen. In het bijzonder zou de overjarige man in de maanden januari en februari een kleine terugval in zijn lied hebben, om dit vervolgens in de maand voor de aanvang van het broedseizoen weer op te bouwen tot een stabiele lied, dat dus enigszins anders kan zijn dan dat hij in het begin van januari zong. Het is wellicht interessant om van elkaar te vernemen wie dat is opgevallen in zijn eigen vogelverblijf. Ik ben benieuwd naar de reacties.

Noten

1.      Marler, Peter, Science and birdsong: the good old days. In: Marler, Peter and Hans Slabbekoorn ed., Nature’s Music, the Science of Birdsong. Elsevier (USA), 2004, pp. 1-38.

2.      Nottebohm, F,Tegner M. Stokes en Christiana M Leonard, Central control of song in the canary, Serinus canarius. In: Journal of Comparative Neurology, 15 februari 1976, 165 (4), pp. 457-486.  https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/1262540/

3.      Nottebohm, Fernando en Marta E. Nottebohm, Relationship between Song Repertoire and Age in the Canary, Serinus canarius. In: Zeitschrift für Tierpsychologie, 1978, 46 (3), pp. 298-305. https://onlinelibrary.wiley.com/doi/abs/10.1111/j.1439-0310.1978.tb01451.x

4.      Nottebohm, F., A Brain for All Seasons: Cyclical Anatomic Changes in Song Control Nuclei of the Canary Brain. In; Science, 18 Dec. 1981, Vol. 214, Iss. 4527, pp. 1368-1370. https://www.science.org/doi/10.1126/science.7313697. Nottebohm, Fernando, Marta E. Nottebohm en Linda Crane, Development and seasonal changes in canary song and their relation to changes in the anatomy of song-control nuclei. In: Behavioral and Neural Biology, Volume 46, Issue 3, November 1986, pp. 445-471. https://www.sciencedirect.com/science/article/abs/pii/S0163104786904851?via%3Dihub

5.      Zie voornoemde besproken artikelen en o.m. Nottebohm F. From bird song to neurogenesis. In: Scientific American, 1989; 260(2), pp. 74–9 (https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/2643827/ )  en Kirn J.R., Alvarez-Buylla A, Nottebohm F. Production and survival of projection neurons in a forebrain vocal center of adult male canaries. In: Journal of Neuroscience, 1991;11(6), pp. 1756–62. https://www.jneurosci.org/content/jneuro/11/6/1756.full.pdf

6.      Kirn J, O’Loughlin B, Kasparian S, Nottebohm F. Cell death and neuronal recruitment in the high vocal center of adult male canaries are temporally related to changes in song. In: The Proceedings of the National Adademy of Sciences (PNAS) 1994;91(17), pp. 7844–8.)

https://www.pnas.org/doi/epdf/10.1073/pnas.91.17.7844

 


23 december 2023, studiedag. De 37e clubkampioenschappen zitten er weer op; tijd om uit te kooien.

-0-


TOP